Wet Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
17-04-2019, Stb. 2019, 173 (uitgifte: 16-05-2019, kamerstukken: 35073)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2019, Stb. 2019, 385 (uitgifte: 06-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een bureau. Het bureau en de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen vormen samen het instituut Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.
2.
De medewerkers van het bureau leggen voor hun werkzaamheden uitsluitend verantwoording af aan de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.
3.
Onze Minister van Justitie en Veiligheid sluit, wijzigt en beëindigt arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van het bureau op verzoek van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.
4.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie draagt, na overleg met de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van het instituut Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.