Einde inhoudsopgave
Besluit onroerende zaken omzetbelasting
2 Juridisch kader
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-12-2023, Stcrt. 2003, 31602 (uitgifte: 14-12-2003, regelingnummer: 2023-26908)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2023, Stcrt. 2003, 31602 (uitgifte: 14-12-2003, regelingnummer: 2023-26908)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Omzetbelasting / Vrijstelling
De levering van onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen is volgens artikel 11, eerste lid, onderdeel a, aanhef, van de wet in beginsel vrijgesteld. Artikel 11, eerste lid, onderdeel a, 1° en 2°, van de wet geeft aan wanneer de levering van onroerende zaken wordt belast. Het hiervoor bedoelde sub 1° heeft betrekking op de wettelijk verplicht belaste levering, terwijl sub 2° ziet op de levering die door een keuze van de partijen (leverancier en afnemer) wordt belast. Artikel 11, eerste lid, onderdeel a, 2°, van de wet is nader uitgewerkt in het zevende lid van artikel 11 van de wet en in artikel 6 van de uitvoeringsbeschikking.
De verhuur van onroerende zaken is volgens artikel 11, eerste lid, onderdeel b, aanhef, van de wet in beginsel vrijgesteld. De situaties waarin sprake is van belaste verhuur zijn vermeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, 1° tot en met 5°, van de wet. In artikel 11, eerste lid, onderdeel b, 1° tot en met 4°, van de wet zijn de situaties vermeld waarin de verhuur wettelijk verplicht belast is. Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, 5°, van de wet heeft betrekking op de verhuur die door een keuze van de betrokken partijen wordt belast. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in het zevende lid van artikel 11 van de wet en in artikel 6a van de uitvoeringsbeschikking.
Enkele begrippen die relevant zijn voor de btw-heffing bij de levering van onroerende zaken zijn omschreven in artikel 11, vijfde en zesde lid van de wet. Het gaat om de begrippen ‘gebouw’, ‘eerste ingebruikneming’ bij een verbouwing die leidt tot een vervaardiging van een (gedeelte van) een gebouw, ‘bij een gebouw behorend terrein’ en ‘bouwterrein’.
Voor de toepassing van de wettelijke bepalingen over de levering en de verhuur van onroerende zaken geldt voor het begrip ‘onroerende zaak’ de definitie van ‘onroerend goed’ zoals opgenomen in artikel 13 ter van de uitvoeringsverordening. De uitvoeringsverordening heeft rechtstreekse werking en wordt daarom niet omgezet in nationale wetgeving.
Op grond van artikel 6b van de wet is de plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerende zaak, de plaats waar die onroerende zaak is gelegen. Deze bepaling is uitgewerkt in artikel 31 bis van de uitvoeringsverordening.
De btw-heffing wordt in bepaalde gevallen verlegd van de presterende ondernemer naar de afnemer. Deze verlegging kan zich ook voordoen bij handelingen die betrekking hebben op onroerende zaken. Dit is bijvoorbeeld het geval op grond van artikel 12, derde en vijfde lid, van de wet. Artikel 12, derde lid, van de wet geldt voor presterende ondernemers die niet in Nederland wonen of zijn gevestigd en daar geen vaste inrichting1. hebben van waaruit de levering of de dienst wordt verricht. Er vindt verlegging plaats als de afnemer een ondernemer is die in Nederland woont of is gevestigd dan wel daar een vaste inrichting heeft, of een in Nederland gevestigd lichaam is. Artikel 12, vijfde lid, van de wet geldt ook voor handelingen die worden verricht door ondernemers die in Nederland wonen, zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben. De gevallen waarin verlegging plaatsvindt op grond van artikel 12, vijfde lid, van de wet zijn, voor zover relevant, aangewezen in de artikelen 24b en 24ba van het uitvoeringsbesluit. Het betreft dan de heffing bij het uitvoeren van werkzaamheden van stoffelijke aard aan onroerende zaken, de heffing bij de levering van een onroerende zaak die op verzoek van de partijen wordt belast en de executoriale verkoop van onroerende zaken.
De hiervoor genoemde bepalingen uit de wet, het uitvoeringsbesluit, de uitvoeringsbeschikking en de uitvoeringsverordening zijn gebaseerd op de artikelen 12, leden 2 en 3, 14, lid 3, en 15, lid 2, onderdeel a, 47, 135, lid 1, onderdelen j t/m l en lid 2, en 137, lid 1, onderdelen b t/m d en lid 2 van de btw-richtlijn.
Voetnoten
Volgens deze bepaling, vgl. artikel 12, vierde lid, van de wet.