Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Nieuw-Zeeland
Artikel 15 Ouderdomsuitkeringen
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2003
- Redactionele toelichting
Lid 7 van dit artikel werkt terug voor het Koninkrijk der Nederlanden tot 01-01-2000.
- Bronpublicatie:
30-06-2000, Trb. 2002, 38 (uitgifte: 26-06-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-01-2004, Trb. 2004, 19 (uitgifte: 29-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Nederlandse orgaan stelt de ouderdomsuitkering vast op grond van verzekeringstijdvakken die zijn vervuld krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet en van dit Verdrag.
2.
Met inachtneming van het derde en het vierde lid worden tijdvakken voor 1 januari 1957 gedurende welke een onderdaan van een Verdragsluitende Partij op het grondgebied van Nederland woonde na het bereiken van de leeftijd van vijftien jaar of gedurende welke hij, terwijl hij in een ander land woonde, op het grondgebied van Nederland arbeid in loondienst verrichtte, ook beschouwd als verzekeringstijdvakken indien de betrokkene niet voldoet aan de voorwaarden van de Nederlandse wetgeving op grond waarvan zulke tijdvakken voor hem met verzekeringstijdvakken mogen worden gelijkgesteld.
3.
Het in het tweede lid bedoelde tijdvak wordt bij de berekening van de ouderdomsuitkering slechts in aanmerking genomen indien de belanghebbende verzekerd is geweest krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet en ten minste zes jaar op het grondgebied van één of beide Verdragsluitende Partijen heeft gewoond na het bereiken van de leeftijd van negenenvijftig jaar en alleen zolang hij op het grondgebied van één van de Verdragsluitende Partijen woont. De tijdvakken vóór 1 januari 1957 worden evenwel niet in aanmerking genomen indien deze samenvallen met tijdvakken die reeds in aanmerking zijn genomen voor de berekening van een ouderdomsuitkering krachtens de wetgeving van een ander land dan Nederland.
4.
Wanneer de som van het bedrag van de Nederlandse ouderdomsuitkering overeenkomstig dit Verdrag of overeenkomstig de Nederlandse Algemene Ouderdomswet, afgezien van de inkomensafhankelijke toeslag en de vakantie-uitkering als omschreven in artikel 8, eerste lid, respectievelijk artikel 28 van die wet, en het bedrag van het Nieuw-Zeelandse pensioen of veteranenpensioen krachtens dit Verdrag of de Nieuw-Zeelandse wetgeving voor een persoon die in Nederland woont, hoger is dan het maximumbedrag overeenkomstig de Nederlandse Algemene Ouderdomswet, afgezien van de inkomensafhankelijke toeslag en de vakantie-uitkering als omschreven in artikel 8, eerste lid, respectievelijk artikel 28 van die wet, past het Nederlandse orgaan zijn uitkering aan met een bedrag dat gelijk is aan het surplus.
5.
Wijzigingen in de wisselkoers zijn niet van invloed op het in overeenstemming met het voorgaande lid berekende bedrag, mits ten minste één maal per jaar een omrekening plaats vindt, met gebruikmaking van de wisselkoerspariteit zoals die wordt geadviseerd door de Nederlandsche Bank NV op de dag van betaling van de Nieuw-Zeelandse uitkering voor de maand waarin de herberekening plaatsvindt.
6.
De in het vierde lid bedoelde vermindering heeft geen invloed op het bedrag dat is gebaseerd op de verzekeringstijdvakken na 1 januari 1957 overeenkomstig de Nederlandse Algemene Ouderdomswet.
7.
Hij of zij die woont in Nieuw-Zeeland en gerechtigd zou zijn een Nederlandse ouderdomsuitkering te ontvangen indien hij of zij zou wonen op het grondgebied van Nederland, is gerechtigd een Nederlandse ouderdomsuitkering te ontvangen van dezelfde hoogte als hij of zij gerechtigd zou zijn te ontvangen indien hij of zij woonde in Nederland.