Einde inhoudsopgave
Landsverordening belastingfaciliteiten investeringen [Curaçao]
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 16-05-2024
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is niet van toepassing op schriftelijke verzoeken als bedoeld in lid 1 die vóór de inwerkingtreding van deze wijziging zijn ingediend en waarop op het tijdstip van die inwerkingtreding nog niet is beslist.
- Bronpublicatie:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
De belastingplichtige verzoekt de Directeur schriftelijk om toepassing van de vrijstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid. Aan de vrijstellingen, bedoeld in artikel 2 kan geen terugwerkende kracht worden verleend indien het verzoek niet uiterlijk binnen twee maanden na de datum met ingang waarvan de belastingplichtige een beroep wil doen op de vrijstellingen is ingediend. De vrijstellingen gaan, indien het verzoek niet binnen de termijn, bedoeld in de vorige volzin is ingediend, in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek is ingediend.
2.
De Directeur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking, bedoeld in het eerste lid, binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het volledige verzoek. De Directeur verleent daarbij de vrijstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tenzij aanstonds duidelijk is dat het verzoek geen grond heeft.
3.
De Directeur houdt een register bij van de afgegeven beschikkingen, bedoeld in het tweede lid alsmede de daarbij verleende vrijstellingen en voorziet de beschikkingen van een uniek nummer.
4.
Zolang nog niet geheel is voldaan aan het bepaalde in artikel 1, derde lid, kan de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen zekerheidstelling eisen ten aanzien van de invoerrechten die zonder toepassing van deze landsverordening verschuldigd zouden worden.
5.
De Directeur zendt een afschrift van de beschikking toepassing belastingfaciliteit investeringen aan de Inspecteur alsmede aan de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen, op het moment dat deze onherroepelijk is geworden.
6.
Bij ministeriële regeling met algemene werking wordt bepaald welke gegevens en bescheiden de belastingplichtige bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, moet voegen.
7.
De artikelen 40, 41 en 42 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen zijn van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van de eerste volzin, wordt de termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengd met de termijn welke aanvangt op de datum waarop de Directeur het verzoek om de betreffende gegevens, inlichtingen dan wel gegevensdragers, heeft verzonden en eindigt op de datum van ontvangst daarvan.
8.
Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend in behandeling genomen, indien de belastingplichtige alle gegevens, bedoeld in het zesde lid, alsmede een bewijs afgegeven door de Ontvanger, waaruit blijkt dat de belastingplichtige geen direct invorderbare schulden aan belastingen of sociale premies heeft, dan wel dat de belastingplichtige met de Ontvanger een betalingsregeling heeft getroffen en deze betalingsregeling nakomt, heeft overgelegd.