Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland nopens het verloop van de gemeenschappelijke landgrens, de grenswateren, het grondbezit in de nabijheid van de grens, het grensoverschrijdende verkeer over land en via de binnenwateren en andere met de grens verband houdende vraagstukken (Grensverdrag)
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1963
- Bronpublicatie:
08-04-1960, Trb. 1960, 68 (uitgifte: 18-07-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1963
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-1963, Trb. 1963, 114 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Op Nederlanders die op 30 juni 1959 in de in artikel 4 bedoelde gebieden zelfstandig of onzelfstandig werkzaamheden uitoefenden, welke zij bij de inwerkingtreding van dit Verdrag nog uitoefenen, doch die in Nederland gevestigd zijn, zullen de Duitse wettelijke en administratieve voorschriften met betrekking tot de grensoverschrijding, het vreemdelingentoezicht en de zelfstandige of onzelfstandige uitoefening van werkzaamheden zo worden toegepast, dat deze voorschriften hen niet belemmeren in de uitoefening van hun beroep of hun bedrijf, tenzij redenen van volksgezondheid of van openbare veiligheid, orde of zedelijkheid zich daartegen verzetten.
2.
Op Duitsers die op 30 juni 1959 in Nederland zelfstandig of onzelfstandig werkzaamheden uitoefenden, welke zij bij de inwerkingtreding van dit Verdrag nog uitoefenen, doch die in de in artikel 4 bedoelde gebieden gevestigd zijn, zullen de Nederlandse wettelijke en administratieve voorschriften met betrekking tot de grensoverschrijding, het vreemdelingentoezicht en de zelfstandige of onzelfstandige uitoefening van werkzaamheden zo worden toegepast, dat deze voorschriften hen niet belemmeren in de uitoefening van hun beroep of hun bedrijf, tenzij redenen van volksgezondheid of van openbare veiligheid, orde of zedelijkheid zich daartegen verzetten.