Conversieregeling militaire pensioenen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2001
- Bronpublicatie:
21-05-2001, Stcrt. 2001, 162 (uitgifte: 23-08-2001, regelingnummer: P/2001002775)
- Inwerkingtreding
01-06-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2001, Stcrt. 2001, 162 (uitgifte: 23-08-2001, regelingnummer: P/2001002775)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
De op grond van de Amp-wet, de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet, het nabestaandenreglement of het nabestaandenbesluit toegekende of in uitzicht gestelde pensioenen worden, voor zover die uitsluitend naar voor pensioen geldige diensttijd moeten worden vastgesteld en die diensttijd niet kan worden vergolden met een pensioen ingevolge het besluit, te rekenen van de datum van toetreding omgezet in een recht of uitzicht ingevolge het pensioenreglement.
2.
De in het eerste lid bedoelde omzetting vindt plaats door het recht of uitzicht krachtens de daar bedoelde regelingen vast te stellen naar de situatie die voor een betrokkene op de datum van toetreding geldt en het resultaat daarvan langs de in de bij dit besluit behorende bijlage vastgestelde actuariële rekenregels te waarderen en in te zetten voor de vaststelling van een in de rekenwijze van het pensioenreglement passend nieuw recht of uitzicht op pensioen.
3.
Bij de vaststelling van de in het tweede lid bedoelde oude rechten en uitzichten wordt:
- 1e.
rekening gehouden met de diensttijd en de welvaartsvaste pensioengrondslagen zoals die krachtens de betreffende regels zijn vast te stellen of, naar de toestand op de in het tweede lid bedoelde datum van toetreding, bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar zouden zijn vast te stellen;
- 2e.
voordat omrekening plaatsvindt, de belanghebbende zo nodig de in artikel F 2, tweede lid, onder b, van de Amp-wet bedoelde keus voorgelegd;
- 3e.
het bepaalde in de artikelen F 6k, eerste lid, tweede volzin, zoals dat artikel voor vernummering en wijziging ingevolge de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen luidde, en J 1 van de Amp-wet buiten beschouwing gelaten;
- 4e.
alleen daar waar die artikelen betrekking hebben op de door de militair zelf opgebouwde rechten, naar de toestand op de meergenoemde datum van toetreding en met gebruikmaking van de in artikel 18c. 7 van het pensioenreglement aangegeven berekeningsmethode rekening gehouden met het bepaalde in de artikelen M 3, M 6 en M 7 van de Amp-wet;
- 5e.
voor zover hoofdstuk M van de Amp-wet toepassing moet vinden en alleen daar waar dat ten aanzien van de verzekeringsperiode van de militair zelf het geval is, naar de toestand op de peildatum en met gebruikmaking van de in artikel 18c, 7 aangegeven berekeningsmethode rekening gehouden met het bedrag aan algemeen pensioen zoals daar na een mogelijke korting in verband met niet verzekerde tijdvakken recht op zal bestaan;
- 6e.
het bij het nabestaandenreglement en het nabestaandenbesluit behorende overgangsrecht, voor zover dat de strekking heeft het recht op pensioen te beperken, buiten beschouwing gelaten;
- 7e.
een toeslag die in het pensioenreglement terugkeert als afzonderlijke component van het oude recht buiten beschouwing gelaten.
4.
De vaststelling van de nieuwe rechten en uitzichten vindt plaats naar de rekenregels van het pensioenreglement. Daarbij wordt:
- 1e.
in afwijking van hoofdstuk 5 van dat reglement, de voor de datum van toetreding opgebouwde diensttijd vastgesteld naar de normen en voorwaarden zoals die ingevolge de Amp-wet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet op die datum golden;
- 2e.
de op de datum van toetreding geldende berekeningsgrondslag vastgesteld op de hoogste welvaartsvaste pensioengrondslag, zoals die ingevolge de genoemde oude regels voor het ouderdomspensioen van de betrokkene gold of zou hebben gegolden;
- 3e.
het gevolg van het wegvallen van het in artikel F 10b van de Amp-wet omschreven systeem van een afrekening van opgebouwde diensttijd naar verschillende pensioengrondslagen, dat van het wegvallen van het in artikel F 3, zesde lid, van die wet omschreven franchisestelsel en van het in hoofdstuk M van die wet neergelegde inbouwstelsel, langs de meerbedoelde actuariële rekenregels zowel vastgelegd in een welvaartsvast correctiebedrag op het ingevolge het pensioenreglement te verlenen nieuwe recht of uitzicht op eigen pensioen voor een rechthebbende die in de zin van hoofdstuk M van de Amp-wet gehuwd is als in een welvaartsvast correctiebedrag voor degene die in de zin van dat hoofdstuk ongehuwd is;
- 4e.
het correctiebedrag voor de nabestaandenpensioenen gesteld op de voor de rechthebbende geldende berekeningsbreuk, genoemd in de artikelen 7.2 en 7.7 van het pensioenreglement, van het ingevolge het gestelde onder 3e vast te stellen correctiebedrag voor een gehuwde en waar nodig over de partner- en bijzondere partnerpensioenen verdeeld door vermenigvuldiging met een breuk waarvan de teller bestaat uit de met het pensioen te vergelden en tot het correctiebedrag leidende diensttijd en de noemer bestaat uit de totale tot het correctiebedrag leidende diensttijd;
- 5e.
het bedrag van het recht of uitzicht op een tropenverhoging in de zin van de Amp-wet of de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet als welvaartsvaste extra component bij de onder 3e genoemde correctiebedragen geteld;
- 6e.
de reservist met een recht of uitzicht op ouderdomspensioen mede tot de deelnemers of gewezen deelnemers gerekend;
- 7e.
het bedrag van het pensioen voor de reservist dat ingevolge de Amp-wet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet met 0,4% per dienstjaar zou moeten worden vergolden als welvaartsvaste extra component bij de onder 3e genoemde correctiebedragen geteld indien er daarnaast van vergelding met 1,75% per dienstjaar sprake is;
- 8e.
het bedrag van het pensioen voor de reservist dat ingevolge de Amp-wet of een vroegere militaire pensioenwet in de zin van die wet met 0,4% per dienstjaar zou moeten worden vergolden als zelfstandig pensioenbedrag beschouwd indien er daarnaast niet van vergelding met 1,75% per dienstjaar sprake is;
- 9e.
voor degene die op de datum van toetreding de rang van korporaal of korporaal 1 bekleedt, voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het militair beroepspersoneel en diensttijd kan aanwijzen die voor 1 januari 1986 ligt, een extra toeslag op de correctiebedragen verleend gelijk aan het verschil tussen enerzijds het over die diensttijd krachtens de oude regeling vast te stellen pensioen bij een bezoldiging gelijk aan het maximum van de laatstgenoemde rang minus het krachtens die oude regeling over die diensttijd vast te stellen pensioen naar de werkelijke bezoldiging op de datum van toetreding en anderzijds het krachtens de nieuwe regeling voor die diensttijd bij dat maximum te verlenen pensioen minus het krachtens die nieuwe regeling over die diensttijd vast te stellen pensioen naar de werkelijke bezoldiging op de meerbedoelde datum;
- 10e.
het bepaalde in artikel 7.5, tweede lid, onder b, van het pensioenreglement buiten toepassing gelaten indien een recht op bijzonder partnerpensioen werd gevestigd voor de datum van inwerkingtreding van het nabestaandenreglement.
- 11e.
een krachtens het pensioenreglement te verlenen toeslag bij het na omzetting gevonden pensioenbedrag geteld.