Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 543/2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2008
- Bronpublicatie:
16-06-2008, PbEU 2008, L 157 (uitgifte: 17-06-2008, regelingnummer: 543/2008)
- Inwerkingtreding
07-07-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2008, PbEU 2008, L 157 (uitgifte: 17-06-2008, regelingnummer: 543/2008)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Karkassen van pluimvee en delen daarvan die onder deze verordening vallen, moeten aan de onderstaande minimumeisen voldoen om in de klassen ‘A’ en ‘B’ te worden ingedeeld:
- a)
zij moeten, de aanbiedingsvorm in aanmerking genomen, intact zijn;
- b)
zij moeten schoon zijn, vrij van zichtbare vreemde substanties, van vuil en van bloed;
- c)
zij moeten vrij zijn van vreemde geuren;
- d)
zij moeten vrij zijn van zichtbare bloedvlekken, behalve wanneer die klein en onopvallend zijn;
- e)
zij moeten vrij zijn van naar buiten stekende gebroken beenderen;
- f)
zij moeten vrij zijn van ernstige kneuzingen.
Vers pluimvee mag geen sporen vertonen van voorafgaande bevriezing.
2.
Om in klasse A te worden ingedeeld, moeten karkassen van pluimvee en delen daarvan bovendien aan de volgende eisen voldoen:
- a)
zij moeten goed bevleesd zijn. Het vlees moet stevig zijn; de borst moet goed ontwikkeld zijn, breed, lang en vlezig zijn, en de poten of dijen moeten vlezig zijn. Bij kuikens en kippen, jonge eenden en kalkoenen moeten de borst, de rug en de poten of dijen met een dunne gelijkmatige vetlaag bedekt zijn. Bij hanen, hennen, eenden en jonge ganzen is een dikkere vetlaag toegestaan. Bij ganzen moet het hele karkas met een matige tot dikke vetlaag bedekt zijn;
- b)
enkele kleine veertjes, stompjes (veerpunten) en haartjes (‘filoplumes’) mogen op de borst, de poten of dijen, de rug, de pootgewrichten en de vleugelspitsen aanwezig zijn. Bij soep- of stoofkippen, eenden, kalkoenen en ganzen mogen ook enkele veertjes op andere delen van het karkas worden aangetroffen;
- c)
letsels, kneuzingen en verkleuringen zijn toegestaan op voorwaarde dat zij beperkt en onopvallend zijn en niet voorkomen op de borst of de poten of dijen. De vleugelspits mag ontbreken. Bij de vleugelspitsen en de follikels is een geringe mate van roodkleuring toegestaan;
- d)
bevroren of diepgevroren pluimvee mag geen sporen vertonen van vriesbrand (1), behalve wanneer het om incidentele, geringe en onopvallende vormen ervan gaat en de vriesbrand niet op de borst noch op de poten of dijen voorkomt.
Voetnoten
Vriesbrand: (in de zin van een vermindering van de kwaliteit) is het min of meer plaatselijke, irreversibele uitdrogen van de huid en/of het vlees dat tot uiting komt in een wijziging van:
- —
de oorspronkelijke kleur (meestal bleker) of
- —
smaak en geur (smaakloos of rans) of
- —
consistentie (droog, sponsachtig).