Einde inhoudsopgave
Besluit onroerende zaken omzetbelasting
6.2 Verlegging bij uitvoeren van werken van stoffelijke aard met betrekking tot onroerende zaken
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-12-2023, Stcrt. 2003, 31602 (uitgifte: 14-12-2003, regelingnummer: 2023-26908)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2023, Stcrt. 2003, 31602 (uitgifte: 14-12-2003, regelingnummer: 2023-26908)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Omzetbelasting / Vrijstelling
Bij het uitvoeren van werken van stoffelijke aard die betrekking hebben op onroerende zaken wordt de btw-heffing verlegd.1. De btw-heffing wordt verlegd in de relatie tussen ‘onderaannemer’ en ‘aannemer’ (waaronder de ‘eigenbouwer’)2. en de relatie tussen ‘uitlener’ en ‘inlener’ van personeel. Voor de uitleg van de term ‘werk van stoffelijke aard’ uit artikel 24b, eerste lid, onderdeel b, van het uitvoeringsbesluit is artikel 35, tweede lid, van de Invorderingswet beslissend. Het begrip ‘werk van stoffelijke aard’ omvat niet alleen de werkzaamheden die betrekking hebben op het opleveren van vervaardigde onroerende zaken, maar ook werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van het onderhoud en andere dienstverlening aan onroerende zaken.3. Het uitvoeren van ‘werken van stoffelijke aard’ omvat bijvoorbeeld niet alleen het aanleggen van nieuwe tuinen, maar ook het plegen van onderhoud aan tuinen. Een ander voorbeeld van een werk van stoffelijke aard is het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden met betrekking tot zowel oude als nieuwe onroerende zaken.4.
Voetnoten
Artikel 12, vijfde lid, van de wet, in samenhang met artikel 24b, eerste en vijfde lid, van het uitvoeringsbesluit. Dit betreft een derogatie op basis van artikel 395 van de btw-richtlijn. Derogaties moeten strikt worden uitgelegd (HvJ 29 mei 1997, C-63/96 (W. Skripalle), ECLI:EU:C:1997:263).
Voor de volledigheid wordt verwezen naar § 35.3.1 van de Leidraad Invordering 2008. (Bijlage bij besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M) op grond waarvan het aan de ontvanger is om, in overleg met de inspecteur waaronder de eigenbouwer ressorteert, te beoordelen of sprake is van eigenbouwerschap.
Verwezen wordt o.a. naar HR 20 januari 2012, nr. 10/00488, ECLI:NL:HR:2012:BV1382, waaruit blijkt dat een werk van stoffelijke aard een autonoom criterium is ‘waarmee beoogd is tot uitdrukking te brengen dat niet slechts wordt gedoeld op het vervaardigen of veranderen van een stoffelijk object, maar veeleer, meer in het algemeen, op het verrichten van arbeid met betrekking tot een dergelijk object’.
Met ‘nieuw’ wordt bedoeld: gebouwen binnen de tweejaarstermijn, waarvan de levering is belast. Met ‘oud’ wordt bedoeld: gebouwen na afloop van de tweejaarstermijn, waarvan de levering is vrijgesteld.