Einde inhoudsopgave
Tribunaalbesluit
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
26-11-2014, Stb. 2014, 540 (uitgifte: 22-12-2014, kamerstukken: 33771)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2014, Stb. 2014, 541 (uitgifte: 22-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
De aangifte wordt hetzij schriftelijk ingediend bij het Departement van Justitie, hetzij mondeling of schriftelijk gedaan aan een ambtenaar, die tot het ontvangen van zoodanige aangiften door Onze Minister van Veiligheid en Justitie bevoegd en verplicht is verklaard. Zij geschiedt hetzij door den aangever in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van een bijzondere schriftelijke volmacht voorzien.
2.
De aangifte houdt zoo nauwkeurig mogelijke gegevens in omtrent de gedraging of gedragingen, waarop zij betrekking heeft, en omtrent den persoon, die daarvan wordt beschuldigd, alsmede een opgave van de namen en adressen of, bij onbekendheid van een en ander, een aanduiding, zoo nauwkeurig mogelijk, van de personen, die ter zake getuigenis zouden kunnen afleggen.
3.
Ten aanzien van iederen beschuldigde dient een afzonderlijke aangifte te worden gedaan.
4.
Het bepaalde in artikel 163, tweede tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5.
De ambtenaar, die de aangifte heeft ontvangen, doet deze met de op de zaak betrekkelijke stukken onverwijld toekomen aan den procureur-fiscaal bij het Bijzondere Gerechtshof, binnen welks ressort de beschuldigde zich bevindt.
6.
Uiterlijk drie maanden na het in werking treden van dit besluit zal door Ons een termijn worden gesteld, na afloop waarvan nieuwe aangiften niet meer kunnen worden ingediend.