Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/947 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad
Artikel 26 Samenwerkingsmethoden
Geldend
Geldend vanaf 14-06-2021
- Bronpublicatie:
09-06-2021, PbEU 2021, L 209 (uitgifte: 14-06-2021, regelingnummer: 2021/947)
- Inwerkingtreding
14-06-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-06-2021, PbEU 2021, L 209 (uitgifte: 14-06-2021, regelingnummer: 2021/947)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
Zoals bepaald in het Financieel Reglement voert de Commissie de financiering in het kader van het instrument uit, hetzij direct door de Commissie, via delegaties van de Unie of via uitvoerende agentschappen, hetzij indirect via een van de in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement genoemde entiteiten.
2.
De financiering in het kader van het instrument mag ook worden verstrekt in de vorm van bijdragen aan internationale, regionale of nationale fondsen, zoals die welke zijn ingesteld of worden beheerd door de EIB, lidstaten, partnerlanden en -regio's, internationale organisaties of andere donoren.
3.
De entiteiten die worden genoemd in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement en artikel 35, lid 4, van deze verordening vervullen jaarlijks hun verslagleggingsverplichtingen in het kader van artikel 155 van het Financieel Reglement. De verslagleggingsvereisten voor elk van die entiteiten worden vastgelegd in de kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap, de bijdrageovereenkomst, de overeenkomst inzake begrotingsgaranties of de financieringsovereenkomst.
4.
In het kader van het instrument gefinancierde acties kunnen worden uitgevoerd door middel van parallelle of gezamenlijke medefinanciering.
5.
Bij parallelle medefinanciering wordt een actie in meerdere, duidelijk te onderscheiden componenten opgedeeld, die elk worden gefinancierd door de verschillende partners die de medefinanciering verstrekken, en wel zo dat de eindbestemming van de financiering altijd traceerbaar is en duplicering van financiering wordt voorkomen.
6.
Bij gezamenlijke medefinanciering worden de totale kosten van een actie verdeeld over de partners die de medefinanciering verstrekken en worden de middelen zodanig gemeenschappelijk ingebracht dat het niet langer mogelijk is de financieringsbron van een specifieke activiteit in het kader van de actie na te gaan.
7.
Samenwerking tussen de Unie en haar partners kan bijvoorbeeld de volgende vormen aannemen:
- a)
driehoeksregelingen waarbij de Unie haar financiële steun aan een partnerland of -regio coördineert met derde landen;
- b)
maatregelen voor administratieve en technische samenwerking, alsmede capaciteitsopbouw, onder meer met het oog op het delen van door de lidstaten opgedane ervaringen in de overgangsfase of bij de uitvoering van hervormingen, zoals gedecentraliseerde samenwerking tussen partnerschappen of twinning, tussen overheidsinstellingen, waaronder lokale overheden, publiekrechtelijke lichamen of privaatrechtelijke entiteiten met een openbaredienstverleningstaak van een lidstaat en van een partnerland of -regio, alsmede samenwerkingsmaatregelen waarbij door de lidstaten en hun regionale en lokale overheden uitgezonden deskundigen van de overheidssector worden betrokken;
- c)
bijdragen aan de noodzakelijke kosten voor het opzetten en beheren van een publiek-privaat partnerschap, met inbegrip van de kosten voor de onafhankelijke beoordeling en monitoring ervan, waar mogelijk door maatschappelijke organisaties;
- d)
steunprogramma's voor het sectorale beleid, waarbij de Unie steun verleent aan het sectorale programma van een partnerland;
- e)
bijdragen in de kosten van deelname van de landen aan de programma's van de Unie en aan acties die worden uitgevoerd door agentschappen en organen van de Unie, alsmede aan organen of personen belast met de uitvoering van specifieke acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid op grond van titel V van het VEU.