Einde inhoudsopgave
Netcode elektriciteit
Artikel 3.14
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2018
- Bronpublicatie:
20-12-2018, Stcrt. 2018, 72073 (uitgifte: 21-12-2018, regelingnummer: ACM/18/032994)
- Inwerkingtreding
22-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2018, Stcrt. 2018, 72073 (uitgifte: 21-12-2018, regelingnummer: ACM/18/032994)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Distributie
1.
Een elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit groter dan 11 kW, aangesloten op een laagspanningsnet, is in ieder geval voorzien van:
- a.
een meetinrichting voor de afgegeven stroom;
- b.
een signalering of de elektriciteitsproductie-eenheid al dan niet parallel is geschakeld met het net.
2.
De beveiliging van de elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit groter dan 11 kW, aangesloten op een laagspanningsnet, is in ieder geval op drie fasen voorzien van:
- a.
een onderspanningsbeveiliging met een aanspreeksnelheid van 2 seconden bij 80% van de nominale spanning én van 0,2 seconden bij 70% van de nominale spanning;
- b.
een overspanningsbeveiliging met een aanspreeksnelheid van 2 seconden bij 110% van de nominale spanning;
- c.
een maximum-stroomtijdbeveiliging; bij een vermogenselektronische omzetter een overbelastingsbeveiliging;
- d.
een frequentiebeveiliging met een aanspreeksnelheid van 2 seconden bij 47,5 en 51,5 Hz; deze beveiliging mag éénfasig zijn.
3.
Bij een door middel van vermogenselektronica gekoppelde elektriciteitsproductie-eenheid met een maximumcapaciteit groter dan 11 kW, aangesloten op een laagspanningsnet, mag parallelschakeling eerst enkele minuten nadat de netspanning weer aanwezig is, plaatsvinden.