Einde inhoudsopgave
Toezichtbeleidsbrief erkenninghouders RDW 2016
l Bijlage APK Keurmeester 2016
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2016
- Bronpublicatie:
07-03-2016, Stcrt. 2016, 14366 (uitgifte: 22-03-2016, regelingnummer: JBZ2016/12141)
- Inwerkingtreding
01-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-03-2016, Stcrt. 2016, 14366 (uitgifte: 22-03-2016, regelingnummer: JBZ2016/12141)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
- Hoofdstuk 1.
Toelichting op de Bijlage APK Keurmeester
- 1.1.
Toelichting
- 1.2.
Indeling
- 1.3.
Titel
- Hoofdstuk 2.
Positie van de RDW
- 2.1.
Basis van het toezicht
- 2.2.
Wijze van toezicht houden
- 2.3.
Frequentie van het toezicht
- Hoofdstuk 3.
Positie van de APK Keurmeester
- 3.1.
Verkrijgen van de APK-keuringsbevoegdheid
- 3.1.1.
Bevoegdheidspas en pincode
- 3.1.2.
Behouden van de APK-keuringsbevoegdheid
- 3.2.
Voorafgaand aan de keuring
- 3.2.1.
Juiste voorzieningen en documentatie
- 3.3.
Technische keuring en afmelden voertuig
- 3.4.
Toezicht door middel van steekproeven
- 3.5.
Maatregelen
- 3.5.1.
Schorsing
- 3.6.
Handhaving APK
- Hoofdstuk 4.
Overtredingen en sancties
- 4.1.
Vaststellen van een overtreding
- 4.2.
Zienswijze
- 4.3.
Ingangsdatum
- 4.4.
Verjaringstermijn
- 4.5.
Categorisering en stroomschema
- 4.6.
Soorten sancties
- Hoofdstuk 5.
Bezwaar en beroep
- 5.1.
Bezwaar
- 5.1.1.
Hoorzitting
- 5.1.2.
Waarschuwing
- 5.1.3.
Opschorten
- 5.1.4.
Beroep tegen het resultaat van een steekproefherkeuring of vermeend onterechte goed- of afkeur
- 5.2.
Beroep
- 5.3.
Voorlopige voorziening
- Hoofdstuk 6.
Gebruik deugdelijke apparatuur
- 6.1.
Eisen aan de keuringsinstantie waar u keuringen uitvoert:
- 6.2.
Beoordeling gebruik van de keuringsruimte en de apparatuur
Stroomschema overtredingen en sancties
Hoofdstuk 1. Toelichting op de Bijlage APK Keurmeester
1.1. Toelichting
De Bijlage APK Keurmeester is een bijlage van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW die los van het Algemeen Deel moet worden toegepast. Deze bijlage is bedoeld voor APK-keurmeesters. U leest hier hoe de RDW toezicht houdt op uw keuringsbevoegdheid.
Bent u alleen APK-keurmeester en geen erkenninghouder (in de zin van de Wegenverkeerswet 1994), dan hoeft u uitsluitend deze bijlage te lezen en geldt het Algemeen Deel niet voor u. U hebt andere rechten en plichten.
Bent u naast APK-keurmeester ook erkenninghouder APK, dan moet u de volgende onderdelen van de Toezichtbeleidsbrief lezen:
- —
Algemeen Deel van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW;
- —
- —
Bijlage APK Keurmeester.
1.2. Indeling
Ter illustratie van de opbouw van de Toezichtbeleidsbrief volgt hieronder een schematische weergave. Deze afbeelding geeft per kolom weer welk onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief vereist is per erkenning of bevoegdheid. Het zwart gearceerde deel is van toepassing voor de APK-keurmeester.
De Bijlage APK Keurmeester staat dus los van het Algemeen Deel en de bijlagen voor erkenninghouders.
1.3. Titel
Deze bijlage van de Toezichtbeleidsbrief is getiteld: Bijlage APK Keurmeester.
Hoofdstuk 2. Positie van de RDW
2.1. Basis van het toezicht
De RDW houdt toezicht op de aan u verleende keuringsbevoegdheid. Dit gebeurt op basis van de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK.
2.2. Wijze van toezicht houden
De RDW houdt toezicht door middel van herkeuringen (steekproeven) en periodieke controlebezoeken. Tijdens deze herkeuringen (steekproeven) beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de uitgevoerde APK-keuring. Daarnaast wordt gecontroleerd of aan de andere voorschriften is voldaan die voor de keurmeester gelden, zoals de controle op de aanwezigheid van de vereiste documentatie of de naleving van de keuringsvoorschriften.
2.3. Frequentie van het toezicht
De frequentie van het toezicht is afhankelijk van het aantal door de erkenninghouder uitgevoerde APK-keuringen en de resultaten van de herkeuringen (steekproeven)controles. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem. Voor iedere keurmeester wordt een eigen cusumverloop bijgehouden. U leest hier meer over in de Regelgeving APK, Cusumsysteem Keurmeester APK.
Hoofdstuk 3. Positie van de APK Keurmeester
3.1. Verkrijgen van de APK-keuringsbevoegdheid
U bent bevoegd voertuigen APK te keuren als u het examen APK-keurmeester bij Stichting VAM (IBKI) succesvol heeft afgerond. De keuringsbevoegdheid APK-keurmeester bestaat uit drie categorieën:
- —
voertuigen met een toegestane maximale massa tot en met 3.500 kg (APK II);
- —
voertuigen met een toegestane maximale massa meer dan 3.500 kg (APK I);
De RDW verwacht van u dat u op de juiste wijze gebruik maakt van uw keuringsbevoegdheid en de verplichtingen uit de regelgeving naleeft. De RDW houdt toezicht op de correcte naleving van de eisen en voorschriften die uit de regelgeving voortvloeien en het juiste gebruik van de verantwoordelijkheden die u op eigen verzoek heeft ontvangen.
Het raadplegen en afmelden van voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het boekwerk regelgeving APK opgegeven tijden.
3.1.1. Bevoegdheidspas en pincode
Als bewijs van het behalen van uw APK-keurmeesterexamen krijgt u een bevoegdheidspas, de zogenaamde keurmeesterpas. Op deze pas staat onder andere vermeld:
- —
het diplomanummer;
- —
de categorie voertuigen die u mag keuren;
- —
het pasnummer.
Iedere keurmeester beschikt naast de pas over een pincode. Deze pincode is nodig om een voertuig te kunnen afmelden. De bevoegdheidspas en pincode zijn strikt persoonlijk. Het is niet toegestaan uw bevoegdheidspas en/of pincode door iemand anders te laten gebruiken. Het uitlenen van uw pas en/of pincode is een overtreding en wordt gesanctioneerd.
3.1.2. Behouden van de APK-keuringsbevoegdheid
Als u keuringsbevoegd bent, moet u iedere twee jaar met goed gevolg een toets afleggen bij de Stichting VAM, om deze te behouden. Dit wordt de bevoegdheidsverlenging genoemd. Daarnaast kan de RDW als sanctie uw keuringsbevoegdheid intrekken en u verplichten tot het afleggen van een sanctietoets. Meer informatie hierover vindt u in hoofdstuk 4: Overtredingen en sancties.
Als u een voertuig wilt keuren, moet u een geldige keuringsbevoegdheid hebben. U bent zelf verantwoordelijk voor het controleren van de geldigheid van uw keuringsbevoegdheid. Het keuren van een voertuig waarvoor u geen geldige keuringsbevoegdheid heeft, is een overtreding en wordt gesanctioneerd.
3.2. Voorafgaand aan de keuring
Voordat u aan de technische keuring van het voertuig begint, moet u een aantal zaken controleren. Hieronder leest u wat u moet controleren.
3.2.1. Juiste voorzieningen en documentatie
Allereerst overtuigt u zich ervan dat de erkenninghouder APK (namens wie u de keuring uitvoert) over de juiste documentatie, op papier of digitaal, en voorzieningen beschikt. Het betreft hier in ieder geval:
- —
het boekwerk Regelgeving APK;
- —
geschiktheid van de keuringsplaats voor het te keuren voertuig (let hierbij op de voertuigcategorie, de hoogte in verband met te bereiken hoogte van de hefbrug en blijvend functioneren van de afrijbeveiliging, de putdiepte en /of de brandstofsoort);
- —
bij de apparatuur behorende handleidingen en geldige ijkcertificaten;
- —
de deugdelijkheid van de voorzieningen (zie hoofdstuk 6)
3.3. Technische keuring en afmelden voertuig
In de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK staat het keuringsproces beschreven. U wordt er met klem op gewezen dat u uw werkzaamheden zodanig inricht dat aan alle verplichtingen wordt voldaan. De volledige keuring van het voertuig wordt door u als keurmeester uitgevoerd. Kort gezegd houdt dit het volgende in:
- a.
Voorafgaand aan het technische deel van de keuring van het voertuig moet u controleren of het voertuig overeenstemt met de voertuiggegevens (kenteken, VIN, en datum eerste toelating) in het kentekenregister. Indien het VIN van het voertuig niet leesbaar is of niet overeenstemt met het VIN in het kentekenregister, dan mag geen keuring worden verricht en moet de klant doorverwezen worden naar de RDW.
Let op! Bij taxi's en OV-auto's moet het goedkeuringsdocument die bij het kentekenbewijs hoort, aanwezig zijn. Bij voertuigen met een GN-, BN-, CD- of CDJ-of ZZ kenteken, moet het kentekenbewijs aanwezig zijn.
- b.
De technische keuring van het voertuig zo nodig met roetmeting, wordt door u als APK keurmeester uitgevoerd
- c.
Na afloop van het technische deel van de keuring moet u het resultaat van de keuring van het door u zelf gekeurde voertuig (check kenteken) afmelden:
- 1.
de afkeurmelding, of
- 2.
goedkeur na reparatie, of;
- 3.
de goedkeurmelding met de eventuele adviespunten en reparatie adviespunten.
- d.
In alle gevallen, dus ook bij afkeur, wordt het keuringsrapport ingevuld.
- e.
Na controle van de juistheid en volledigheid van het keuringsrapport wordt dit door u zelf handmatig ondertekend.
Bij al deze handelingen moeten zowel het voertuig en u als APK keurmeester in de keuringsruimte aanwezig zijn.
3.4. Toezicht door middel van steekproeven
De RDW houdt toezicht op de uitvoering van APK-keuringen die worden uitgevoerd door erkenninghouders en keurmeesters. Het is van groot belang dat de RDW een goed beeld krijgt van de kwaliteit van keuringen die hebben plaatsgevonden. Daarom voert de RDW steekproefcontroles uit.
Sleutelen in quarantainetijd
Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefherkeuring een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de keuring. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig door een in de keuringsplaats aanwezig persoon, of dit nu u of ander aanwezig personeel, een klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Dit is een overtreding en wordt gesanctioneerd.
Ook als u tijdens de uitvoering van de steekproef, inclusief een eventuele herkeuring in beroep, zonder toestemming van de RDW medewerker aan het voertuig wijzigingen aanbrengt of aan laat brengen, wordt dit aangemerkt als ‘sleutelen in quarantainetijd’.
Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef
U moet alle medewerking verlenen aan de uitoefening van het toezicht door de RDW. Het niet meewerken aan toezicht leidt tot een sanctie. Indien men zijn of haar emoties richt op de persoon van de RDW-medewerker d.m.v. verbale agressie (uitschelden), discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie in het bedrijf door u of de daar aanwezige personen dan is dit een categorie IV overtreding en volgt een intrekking van uw keuringsbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Ook bij bedreiging of fysiek geweld of dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker in het bedrijf door u of de daar aanwezige personen volgt een intrekking van uw keuringsbevoegdheid voor de duur van 6 maanden en wordt aangifte gedaan door de RDW ten behoeve van strafrechtelijke vervolging.
Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. U bent ervoor verantwoordelijk dat u zelf, het voertuig, en het keuringsrapport aanwezig zijn en blijven, zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Dit houdt onder meer in dat na de mededeling dat het voertuig in de steekproef valt:
- a.
u verplicht in de keuringsplaats aanwezig moet zijn en blijven. Naast uw verplichte aanwezigheid moet u meteen feitelijke assistentie verlenen. De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst met de uitvoering van het technische gedeelte van de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om van elders, buiten de keuringsplaats, te (laten) komen;
- b.
ook het voertuig aanwezig moet zijn en blijven in de keuringsplaats. Heeft u gekeurd voor een mobiele erkenninghouder, dan geldt dat ook de mobiele keuringseenheid bij de steekproef aanwezig moet zijn en blijven. U moet al het mogelijke doen om te voorkomen dat het gekeurde voertuig de keuringsplaats verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door de klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de keuring te laten wachten, hen vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u de aanvrager voorafgaand aan de keuring duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt;
- c.
u de keuringsruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking moet stellen. Let er bij het afmelden goed op dat de herkeuring volledig kan worden uitgevoerd: als de weersomstandigheden al bij het afmelden zodanig slecht zijn dat een volledige herkeuring niet (meer) mogelijk is geldt dit als een overtreding die wordt gesanctioneerd.
- d.
het steekproefcontrolerapport moet u ondertekenen, als dit door de steekproefcontroleur is opgemaakt.
Uw aanwezigheid en medewerking is in uw eigen belang. Een cusumbijdrage geldt voor u persoonlijk, evenals de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het resultaat van de steekproefherkeuring (artikel 90 van de Wegenverkeerswet 1994). De eventueel door u gemaakte missers worden vermeld op het steekproefcontrolerapport. Ook andere overtredingen (zie hoofdstuk 4) worden op het steekproefcontrolerapport vermeld.
Als een voertuig de keuringsplaats verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan gelden op grond van artikel 32 de volgende verplichtingen:
- —
geef geen keuringsrapport af;
- —
wijs de klant er op dat de goedkeuring vervalt, en
- —
meldt dit dan direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur
Het nakomen van deze verplichtingen maakt de overtreding niet ongedaan en is om deze reden dan ook niet als bijzonder feit of omstandigheid aan te merken.
Ook de eventuele aanwezigheid van het kentekenbewijs vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest in de keuringsplaats, maar maakt de overtreding niet ongedaan en vormt evenmin een bijzonder feit of omstandigheid.
Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten aanwezig, dan mag u het keuringsrapport alsnog afgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.
3.5. Maatregelen
3.5.1. Schorsing
Iedere twee jaar dient u als keurmeester de zogenoemde bevoegdheidsverlenging met goed gevolg af te leggen om uw keuringsbevoegdheid te behouden (zie 3.1.2). Als u niet meer beschikt over een geldige keuringsbevoegdheid, wordt een schorsing opgelegd. Dit betekent dat u geen keuringen mag uitvoeren. Een schorsing geldt tot het moment waarop u weer een geldige APK-keuringsbevoegdheid heeft. De duur van de schorsing heeft u zelf in de hand. Zodra u hebt aangetoond weer te beschikken over een geldige keuringsbevoegdheid, wordt de schorsing opgeheven en kunt u weer keuren. Het tweejaarlijkse interval gaat na de schorsing weer lopen.
3.6. Handhaving APK
Als blijkt dat een voertuig niet in het zogenaamde APK-register van de RDW voorkomt, maar er voor dat voertuig wel een keuringsrapport door u is afgegeven, is dit fraude. U kunt zelf controleren of een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is geaccepteerd door de RDW en dus in het keuringsregister is opgenomen. U kunt dit doen aan de hand van:
- —
de transactiecode die u krijgt direct na de afmelding;
- —
directe of dagelijkse controle van het register; of
- —
het zogenaamde raadpleegscherm voor afmeldingen.
Hoofdstuk 4. Overtredingen en sancties
4.1. Vaststellen van een overtreding
Een overtreding kan onder andere worden vastgesteld:
- —
bij een periodiek controlebezoek bij de erkenninghouder waar u werkzaamheden verricht;
- —
tijdens een bezoek voor een steekproefcontrole;
- —
door de politie;
- —
naar aanleiding van een klacht.
4.2. Zienswijze
Als een overtreding is geconstateerd stelt de RDW u in de gelegenheid uw zienswijze te uiten voordat wordt besloten al dan niet een sanctie op te leggen. In verband met de vereiste spoed zal uw zienswijze niet worden gevraagd in geval sprake is van intimidatie, verbaal of fysiek geweld dan wel dreiging daarmee tegen een RDW medewerker in de keuringsplaats door de daar aanwezige personen.
In de regel wordt voor het geven van uw zienswijze een afspraak gemaakt voor een bezoek.
Het doel van deze horing is om alle relevante feiten en omstandigheden te verzamelen. Met name ook bijzondere feiten of omstandigheden. Niet als bijzonder feit of omstandigheid geldt het gestelde onder 4.4. Ook het op juiste wijze naleven van de regelgeving of specifieke onderdelen daarvan gelden niet als bijzonder feit of omstandigheid. De RDW neemt uw zienswijze mee bij het bepalen of er al dan niet een sanctie wordt opgelegd. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.
4.3. Ingangsdatum
Een sanctie treedt in beginsel direct in werking. Uitzondering hierop vormt een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd van 6, 9 of 12 weken. Deze treedt in beginsel na vijf werkdagen na het versturen ervan in werking. Deze termijn is gesteld, zodat u de eerstkomende afspraken met klanten kunt nakomen.
4.4. Verjaringstermijn
De RDW hanteert een verjaringstermijn van 30 maanden. Dit betekent dat op het moment van constatering van een overtreding, er 30 maanden wordt teruggekeken in uw historie als APK-keurmeester. Grondslag voor de verjaringstermijn is de datum van constatering van de overtreding. Zowel uw goede historie als overtredingen begaan niet meer dan 30 maanden voorafgaand aan de huidige geconstateerde overtreding worden beoordeeld. Als er binnen de verjaringstermijn een eerdere overtreding is geconstateerd, wordt er naar de categorie van die overtreding gekeken. Deze telt mee bij het opleggen van de nieuwe sanctie. De zwaarte van de sanctie van de eerdere overtreding is hierbij niet van belang. Deze kan beïnvloed zijn door een overtreding die meer dan 30 maanden geleden is geconstateerd. Heeft u buiten deze verjaringstermijn (meer dan 30 maanden terug) de regelgeving nageleefd, zijn er geen overtredingen geconstateerd of geen sancties opgelegd, dan is dit niet van belang voor uw historie en telt dit evenmin als bijzonder feit of omstandigheid.
4.5. Categorisering en stroomschema
De RDW heeft mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten:
I tot en met IV, waarbij categorie I de lichtere overtredingen bevat en categorie IV de zwaarst mogelijke overtredingen bevat. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld.
In het stroomschema op de laatste pagina worden de sancties schematisch weergegeven. In dit stroomschema is rekening gehouden met de zwaarte van overtredingen en het herhaaldelijk begaan van overtredingen. U kunt op basis van dit schema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd.
Meervoudige overtreding
In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, tijdens één steekproefcontrolemoment of naar aanleiding van één periodiek controlebezoek, meerdere, dezelfde of verschillende, overtredingen worden geconstateerd. We spreken dan van een meervoudige overtreding.
Als bij u meerdere overtredingen zijn geconstateerd, zal in beginsel de volgende regel worden toegepast:
Wanneer tijdens één bedrijfsbezoek of controle meerdere overtredingen worden geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de categorieën van de verschillende overtredingen bij elkaar worden opgeteld en dat een sanctie wordt opgelegd die overeenstemt met de som van de categorieën. Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide van de categorie I of II, dan worden de categorieën niet opgeteld maar wordt een sanctie opgelegd die overeenstemt met de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen. (zie voor voorbeelden schema)
Indien de som van de een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 6 maanden opgelegd.
In alle gevallen wordt uw historie meegeteld bij het bepalen van de sanctiezwaarte.
Indien een volgende overtreding wordt geconstateerd nadat u voor een meervoudige overtreding bent gesanctioneerd geldt dat voor het bepalen van de historie van die meervoudige overtreding alleen de categorie van de zwaarste overtreding wordt geteld als sanctiehistorie.
Voorbeelden van categorie I overtredingen:
- —
goedkeuringsdocument taxi, OV auto of kentekenbewijs BN-, GN-, CD-, CDJ of ZZ-voertuig ontbreekt
- —
ingeslagen VIN in het voertuig komt niet overeen met het VIN in het kentekenregister
- —
tijdens de steekproef defecte apparatuur
- —
niet ondertekenen steekproefcontrolerapport
Voorbeelden van categorie II overtredingen:
- —
geen
Voorbeelden van categorie III overtredingen:
- —
keuren en afmelden van een voertuig buiten de erkenning
- —
keuren en afmelden van een voertuig, terwijl de minimaal vereiste hefhoogte van de hefinrichting niet wordt bereikt
- —
sleutelen in quarantainetijd
- —
geen of onvoldoende medewerking verlenen, zoals:
- •
voertuig en/of mobiele eenheid niet aanwezig;
- •
keurmeester niet aanwezig;
- •
het niet ter beschikking stellen van de vereiste apparatuur
- —
onbevoegd gebruik van pincode
- —
gebruik maken van niet-geijkte apparatuur
- —
onbevoegde ondertekening van een keuringsrapport
- —
kwaliteit toepassing keuringseisen:
- •
cusumbijdrage van 9,6 of hoger;
- •
cusumstand 10 bereikt of overschreden;
- •
apert onveilig voertuig;
- —
het niet volledig uitvoeren van een keuring.
Voorbeelden van categorie IV overtredingen:
- —
fraude
- —
ondermijning van het toezicht, zoals:
- •
verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee
- •
niet verlenen van toegang tot de keuringsruimte
- •
intimidatie
Het is mogelijk dat u een overtreding begaat, die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.
4.6. Soorten sancties
De RDW kent de volgende sancties:
- Schriftelijke waarschuwing
De waarschuwingen worden schriftelijk aan u bekend gemaakt. Dit kan in combinatie met verscherpt toezicht. Het stroomschema op de laatste pagina geeft aan wanneer een waarschuwing met verscherpt toezicht wordt opgelegd. Een waarschuwing duurt 3 jaar.
- Waarschuwing via datacommunicatie
De waarschuwing via datacommunicatie wordt getoond op het scherm op een door een provider aangegeven wijze (bijvoorbeeld bij ‘Raadplegen keurmeestergegevens’). Dit gebeurt bij plaatsing in de P-klasse.
- Intrekking voor bepaalde tijd
Als aan u een intrekking voor bepaalde tijd wordt opgelegd, kunt u gedurende een bepaalde periode geen keuringen verrichten. De intrekking voor bepaalde tijd beslaat een periode van 6, 9, 12 weken of 6 maanden. Dit is afhankelijk van uw historie en/of de categorie waarin de overtreding(en) valt of vallen. De RDW zal bij meer dan één intrekking voor bepaalde tijd, de sanctie opvolgend ten uitvoer leggen.
- Sanctietoets
Een sanctietoets wordt altijd opgelegd in combinatie met een intrekking voor 12 weken of 6 maanden. Als naar aanleiding van een overtreding tevens een sanctietoets wordt opgelegd, zal uw keuringsbevoegdheid ook na afloop van de intrekking voor bepaalde tijd geschorst blijven, totdat u de sanctietoets met goed gevolg hebt afgelegd. Een sanctietoets geeft geen recht op verlenging van de geldigheidsduur van uw bevoegdheidspas.
Hoofdstuk 5. Bezwaar en beroep
5.1. Bezwaar
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen een besluit bezwaar indienen bij de RDW. U moet dit doen binnen zes weken na de dag van verzending van het sanctiebesluit.
U moet uw bezwaarschrift schriftelijk indienen bij de Directie van de RDW, Postbus 777, 2700 AT Zoetermeer. In uw bezwaarschrift geeft u aan waarom u het niet eens bent met het besluit. Uw bezwaar dient te voldoen aan alle wettelijke vereisten die aan een bezwaar worden gesteld
5.1.1. Hoorzitting
Als u bezwaar aantekent tegen een besluit van de RDW, wordt u in de regel in de gelegenheid gesteld uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Dit is op het kantoor van de RDW. U ontvangt hiervoor een uitnodiging na ontvangst van uw bezwaarschrift.
Stelt u prijs op een telefonische hoorzitting, dan kunt u dit aangeven. Hoe u dit kunt doet, kunt u lezen in de uitnodigingsbrief.
U mag zich altijd laten vertegenwoordigen door een raadsman of advocaat. Als u iemand die geen advocaat is machtigt om namens u het woord te doen en u komt zelf niet naar de hoorzitting, dan dient u een schriftelijke verklaring mee te geven dat die persoon gemachtigd is om u te vertegenwoordigen. Als u zelf ook naar de hoorzitting komt, is dit niet nodig.
5.1.2. Waarschuwing
Op basis van jurisprudentie kan tegen een schriftelijke waarschuwing en een waarschuwing via datacommunicatie geen bezwaar worden gemaakt.
5.1.3. Opschorten
Als u bezwaar, als bedoeld in 5.1, aantekent tegen een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd tot maximaal 12 weken wordt de inwerkingtreding van het besluit opgeschort totdat het bezwaarschrift is afgehandeld.
De RDW behoudt zich het recht voor om in bovenstaande gevallen geen opschortende werking te verlenen of deze te beëindigen. In dat geval wordt u hierover schriftelijk geïnformeerd.
5.1.4. Beroep tegen het resultaat van een steekproefherkeuring of vermeend onterechte goed- of afkeur
Zowel op het keuringsrapport als het steekproefcontrolerapport staan deze procedures vermeld.
Voor meer informatie over de artikel 90 en 91 procedure van de Wegenverkeerswet 1994 wordt u verwezen naar de Administratieve procedures van de Regelgeving APK.
5.2. Beroep
Als de RDW een beslissing heeft genomen over uw bezwaarschrift kunt u ongeacht het resultaat daartegen in beroep gaan bij de rechtbank. Onderaan de beslissing op uw bezwaar vindt u de clausule waarin beschreven staat hoe u in beroep kunt gaan.
5.3. Voorlopige voorziening
Als u een intrekking voor bepaalde tijd van 6 maanden wordt opgelegd, verleent de RDW bij een bezwaarprocedure geen opschortende werking van de sanctie. Hiervoor kunt u een voorlopige voorziening bij de rechtbank aanvragen.
Bij een voorlopige voorziening geldt als vereiste dat de zaak een spoedeisend karakter heeft. Als u een verzoek om een voorlopige voorziening wilt indienen bij de rechtbank, kunt u hiervoor contact opnemen met de griffier. De contactgegevens van de rechtbank kunt u vinden op www.overheid.nl/ via ‘alle overheidsorganisaties’ > ‘rechterlijke macht’.
Hoofdstuk 6. Gebruik deugdelijke apparatuur
6.1. Eisen aan de keuringsinstantie waar u keuringen uitvoert
In dit hoofdstuk leest u hoe het gebruik van de keuringsruimte en deugdelijke apparatuur bij het toezicht van de RDW wordt beoordeeld.
De erkenninghouder moet beschikken over een goed verwarmde keuringsruimte en deugdelijke apparatuur. U moet deze ruimte en apparatuur gebruiken bij het uitvoeren van uw APK keuringen. Daarom is het belangrijk dat u controleert of de ruimte en apparatuur voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld.
6.2. Beoordeling gebruik van de keuringsruimte en de apparatuur
Verlichting
Onder goede verlichting in de keuringsruimte wordt verstaan dat de gemiddelde lichtopbrengst minimaal 300 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel kunt u de lichtopbrengst in de keuringsruimte vaststellen aan de hand van een lichtmeting met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:
- 1.
onder de hefinrichting of in de inspectieput, met daarop een voertuig, wordt op 1 meter afstand van het voertuig aan alle zijden van het voertuig de lichtsterkte gemeten (hierbij wordt de lichtcel naar de lichtbron gehouden);
- 2.
aan beide zijden van de voor- en achterzijde van het voertuig wordt de lichtsterkte gemeten op 1 meter afstand (hierbij wordt de luxmeter op 1 meter hoogte gehouden en wordt de lichtcel van de luxmeter naar het voertuig gericht);
- 3.
de gemiddelde waarde van deze vier metingen moet minimaal 300 lux bedragen.
Verwarming
De keuringsruimte moet voldoende verwarmd zijn. Dit houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de keuringsruimte minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur.
De verwarming van de keuringsruimte moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.
Gebruik apparatuur
Bij de keuringen moet u gebruik maken van de apparatuur van de erkenninghouder. De apparatuur moet doelmatig en deugdelijk zijn en hieronder staat beschreven wat de RDW onder deugdelijk of doelmatig verstaat
Hefinrichting
Onder een doelmatige hefinrichting wordt verstaan:
- •
De afrijbeveiliging werkt volledig als een voertuig op de hefinrichting staat. Dit geldt voor zowel de voorzijde als de achterzijde van het voertuig. De afrijbeveiliging mag niet zijn verwijderd.
de hefinrichting moet zijn voorzien van een goed werkende valbeveiliging.
- •
De bediening en beveiliging van de hefinrichting verkeren in goede staat en werken op de correcte wijze.
- •
De elektrische installatie aan de hefinrichting vertoont geen gebreken.
- •
De hefkabels zijn onbeschadigd.
- •
De hydraulische onderdelen lekken niet.
- •
De hefinrichting is aan alle zijden toegankelijk. De vrije ruimte rondom de hefinrichting is minimaal 0,5 meter. De eventueel aanwezige oprijplaten worden bij de beoordeling van de vrije ruimte buiten beschouwing gelaten.
- •
De hefinrichting is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de hefinrichting moet voldoen aan onderstaande eisen:
- ○
De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.
- ○
De hefinrichting is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:
- 1.
midden op de hefinrichting wordt een voertuig geplaatst;
- 2.
bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de hefinrichting gericht;
- 3.
de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.
De deugdelijkheid en goede staat van onderhoud van de hefinrichting kunt u controleren doordat minimaal eenmaal per jaar, door een bij de RDW aangemelde en geaccepteerde voor hefinrichtingen gecertificeerd bedrijf of persoon, een certificaat en geldige goedkeursticker hiervoor heeft afgegeven aan de erkenninghouder.
Inspectieput
Onder een doelmatige inspectieput wordt het volgende verstaan:
- •
De inspectieput is vrij toegankelijk:
- ○
Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, minimaal één uitgang vrij toegankelijk zijn. Er moet minimaal 1 meter vrije ruimte aanwezig zijn.
- ○
Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, een vrije ruimte aan de voor- of achterzijde van het voertuig van minimaal 1 meter aanwezig zijn. (dit betekent voertuiglengte plus 1 meter)
- ○
De uitgangen dienen te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk te zijn.
- ○
De inspectieput is toegankelijk door middel van een vaste trap of een vast klimijzer.
- •
In de inspectieput is geen water en/of andere vloeistof aanwezig.
- •
De elektrische installatie in de inspectieput vertoont geen gebreken. Deze is zodanig uitgevoerd dat de afzuiginstallatie minstens 30 seconden in werking is voordat de verlichting kan worden ingeschakeld of een ander punt onder spanning wordt gebracht.
- •
De inspectieput is voorzien van een mechanische afzuiginstallatie waarmee dampen (bijvoorbeeld LPG of benzine) doeltreffend worden afgezogen. Daartoe dient:
- •
aan beide zijden van de inspectieput afzuigkanalen te zijn aangebracht waarin gelijkmatig verdeeld over de lengte, afzuigopeningen aanwezig zijn;
- •
de capaciteit van de afzuiginstallatie per minuut ten minste één kubieke meter lucht per vierkante meter inspectieput te bedragen;
- •
de verbinding met de buitenlucht te bestaan uit een onbrandbare buisleiding met een inwendige diameter van minimaal 150 mm;
- •
de ventilatormotor van de afzuiginstallatie zich buiten de luchtstroom te bevinden of explosieveilig uitgevoerd te worden;
- •
de afvoergassen minstens 1 meter boven het dak van de keuringsinrichting te worden afgevoerd, buiten de nabijheid van ramen en deuren.
- •
De inspectieput is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de inspectieput moet voldoen aan onderstaande eisen:
- ○
De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.
- ○
De inspectieput is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel kunt u de lichtopbrengst vaststellen door middel van een lichtmeting met een luxmeter, op de volgende wijze:
- 1.
midden op de inspectieput wordt een voertuig geplaatst;
- 2.
bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten; daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de inspectieput gericht;
- 3.
de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.
Koplamptester
Een koplamptestapparaat wordt geacht deugdelijk te zijn indien:
- a.
de voet, de zuil, het vizier, de verstelinrichtingen en de optiekkast waaronder de lens en het projectievlak niet dusdanig zijn beschadigd dat de werking van het apparaat beïnvloed wordt;
- b.
de verstelinrichtingen spelingvrij zijn en werken zoals oorspronkelijk bedoeld is;
- c.
de koplamptester op rails is gemaakt, moeten de rails aanwezig zijn en niet dusdanig beschadigd zijn dat de werking van het apparaat beïnvloed wordt;
- d.
de optiekkast waterpas gemonteerd is ten opzichte van de voet, dan wel de optiekkast waterpas te stellen is ten opzichte van de voet.
Krik
Als gebruik wordt gemaakt van een putkrik, moet deze doelmatig zijn. Hieronder wordt verstaan dat deze is voorzien van een beveiligingsvoorziening waarbij het voertuig niet kan zakken in geval van problemen met de krik (bijvoorbeeld lekkage). De krik moet minimaal voorzien zijn van een terugstroombeveiliging.