Einde inhoudsopgave
Leidraad meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies
6.5.1 Voorbeelden van grensoverschrijdende constructies onder wezenskenmerk E.1
Geldend
Geldend vanaf 29-04-2023
- Bronpublicatie:
14-04-2023, Stcrt. 2023, 11790 (uitgifte: 28-04-2023, regelingnummer: 2023-6233)
- Inwerkingtreding
29-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-04-2023, Stcrt. 2023, 11790 (uitgifte: 28-04-2023, regelingnummer: 2023-6233)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Belastingadviseur
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voorbeeld 26
Een Nederlandse vennootschap heeft een renteloze geldlening opgenomen bij een groepsfinancieringsvennootschap in een ander rechtsgebied. Vanwege artikel 8b Wet Vpb imputeert de Nederlandse vennootschap een rentelast die in lijn is met het arm’s length beginsel. In het andere rechtsgebied is het toegestaan de rente te berekenen tussen groepsvennootschappen op basis van gemiddelde rentetarieven waartegen banken elkaar geldleningen verstrekken; dit kwalificeert als een unilaterale veiligehavenregel. De vennootschap in het andere rechtsgebied maakt gebruik van die mogelijkheid.
Voorbeeld 27
Een Nederlandse vennootschap heeft een geldlening opgenomen bij een groepsfinancieringsvennootschap in een ander rechtsgebied. Op grond van de leningsovereenkomst betaalt de Nederlandse vennootschap aan de groepsfinancieringsvennootschap een rente die in overeenstemming is met het at arm’s length beginsel. De fiscale wet- en regelgeving in het andere rechtsgebied staat toe de fiscale vergoeding te berekenen zonder het at arm’s length beginsel in aanmerking te nemen. Bijvoorbeeld door aan te sluiten bij de hoogte van (het gemiddelde van) de uitstaande leningen. Dit kwalificeert als een unilaterale veiligehavenregel. De groepsfinancieringsvennootschap maakt gebruik van die mogelijkheid. Dit brengt mee dat wezenskenmerk E.1 van toepassing is.
Als de vergoeding die tot stand komt volgens de in het andere rechtsgebied geldende fiscale wet- en regelgeving, onder de at arm’s length range ligt, zal ook beoordeeld moeten worden of de afwijking van het at arm’s length beginsel kwalificeert als een fiscaal gunstregime onder wezenskenmerk C.1.d.