Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie
Artikel 25 Obstructie van de rechtsbedeling
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2005
- Bronpublicatie:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Elke Staat die partij is, neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om de volgende handelingen, indien zij opzettelijk zijn gepleegd, strafbaar te stellen:
- a.
het gebruik van fysiek geweld, bedreiging of intimidatie of het beloven, aanbieden of verlenen van een onverschuldigd voordeel teneinde een valse getuigenverklaring uit te lokken of invloed uit te oefenen op het afleggen van de getuigenverklaring of het overleggen van bewijsmateriaal in een procedure met betrekking tot het plegen van overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten;
- b.
het gebruik van fysiek geweld, bedreiging of intimidatie teneinde de uitoefening van de officiële taken door een rechterlijk ambtenaar of rechtshandhavingsfunctionaris met betrekking tot het plegen van overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten te beletten. Geen enkele bepaling in dit onderdeel doet afbreuk aan het recht van de Staten die partij zijn te beschikken over wetgeving ter bescherming van andere categorieën van overheidsfunctionarissen.