Einde inhoudsopgave
Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 18-06-2001
- Bronpublicatie:
05-09-1997, Trb. 1999, 164 (uitgifte: 03-09-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-06-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2001, Trb. 2001, 111 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
Verdrag van 5 september 1997
Preambule
De Verdragsluitende Partijen
- i.
Erkennend dat de bedrijfsvoering van kernreactoren bestraalde splijtstof en radioactief afval produceert en dat andere toepassingen van nucleaire technologieën eveneens radioactief afval produceren;
- ii.
Erkennend dat dezelfde veiligheidsdoelstellingen zowel op het beheer van bestraalde splijtstof als op het beheer van radioactief afval van toepassing zijn;
- iii.
Opnieuw bevestigend dat het voor de internationale gemeenschap van belang is ervoor te zorgen dat verantwoorde praktijken worden gepland en uitgevoerd voor de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en radioactief afval;
- iv.
Erkennend dat het van belang is het publiek te informeren inzake onderwerpen met betrekking tot de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en radioactief afval;
- v.
Geleid door de wens een effectieve nucleaire veiligheidscultuur over de gehele wereld te bevorderen;
- vi.
Opnieuw bevestigend dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en radioactief afval berust bij de Staat;
- vii.
Erkennend dat de bepaling van een beleid inzake de splijtstofcyclus berust bij de Staat, aangezien sommige Staten bestraalde splijtstof beschouwen als een waardevol materiaal dat kan worden opgewerkt en andere Staten ervoor kiezen het op te bergen;
- viii.
Erkennend dat bestraalde splijtstof en radioactief afval die niet onder dit Verdrag vallen omdat zij tot militaire of defensieprogramma's behoren, moeten worden beheerd in overeenstemming met de in dit Verdrag neergelegde doelstellingen;
- ix.
Het belang bevestigend van internationale samenwerking bij het verhogen van de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en van radioactief afval door middel van bilaterale en multilaterale mechanismen en door middel van dit tot een inspanning verplichtend Verdrag;
- x.
Indachtig de behoeften van de ontwikkelingslanden, en in het bijzonder van de minst ontwikkelde landen, en van de Staten met economieën die in een overgangsfase verkeren en indachtig de noodzaak tot het vergemakkelijken van bestaande mechanismen tot het verlenen van bijstand bij het uitoefenen van hun rechten en het nakomen van hun plichten die in dit tot een inspanning verplichtend Verdrag zijn genoemd;
- xi.
Ervan overtuigd dat radioactief afval, voor zover dit verenigbaar is met de veiligheid van het beheer van dergelijk materiaal, definitief opgeborgen moet worden in de Staat waar het is ontstaan, en erkennend dat onder bepaalde omstandigheden een veilig en efficiënt beheer van bestraalde splijtstof en radioactief afval aangemoedigd zou kunnen worden door overeenkomsten tussen de Verdragsluitende Partijen om installaties op het grondgebied van een van hen te gebruiken ten bate van de andere Partijen, in het bijzonder wanneer afval uit gezamenlijke projecten ontstaat;
- xii.
Erkennend dat elke Staat het recht heeft de invoer van bestraalde splijtstof en radioactief afval van buitenlandse herkomst naar zijn grondgebied te verbieden;
- xiii.
Indachtig het Verdrag inzake nucleaire veiligheid (1994), het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval (1986), het Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen (1986), het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (1980), het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen, zoals gewijzigd (1994), en andere relevante internationale instrumenten;
- xiv.
Indachtig de beginselen die zijn opgenomen in de gezamenlijke ‘internationale basis veiligheidsnormen inzake de bescherming tegen ioniserende straling en inzake de veiligheid van stralingsbronnen’ van verschillende organisaties (1996), in de veiligheidsbeginselen van de IAEA genaamd ‘De beginselen van het beheer van radioactief afval’ (1995) en in de bestaande internationale normen met betrekking tot de veiligheid van het vervoer van radioactieve stoffen;
- xv.
In herinnering brengend Hoofdstuk 22 van Agenda 21 van de conferentie van de Verenigde Naties inzake milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro, aangenomen in 1992, dat opnieuw het enorme belang bevestigt van het op veilige en milieuverantwoorde wijze beheren van radioactief afval;
- xvi.
Erkennend de wenselijkheid van de versterking van het internationale beheerssysteem dat met name van toepassing is op radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 1, derde lid, van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (1989);
Zijn het volgende overeengekomen:
Verdragpartijgroep