Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/1115 betreffende het op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 995/2010
Artikel 34 Evaluatie
Geldend
Geldend vanaf 29-06-2023
- Bronpublicatie:
31-05-2023, PbEU 2023, L 150 (uitgifte: 09-06-2023, regelingnummer: 2023/1115)
- Inwerkingtreding
29-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2023, PbEU 2023, L 150 (uitgifte: 09-06-2023, regelingnummer: 2023/1115)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
1.
Uiterlijk op 30 juni 2024 dient de Commissie een effectbeoordeling in, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel teneinde het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere beboste gronden. De evaluatie omvat onder meer de in artikel 2 bedoelde afsluitingsdatum, teneinde de bijdrage van de Unie aan de omzetting en degradatie van natuurlijke ecosystemen tot een minimum te beperken. De evaluatie omvat een beoordeling van het effect van de relevante grondstoffen op ontbossing en bosdegradatie.
2.
De Commissie legt uiterlijk op 30 juni 2025 een effectbeoordeling voor, waarbij zij tegelijk, indien nodig, een wetgevingsvoorstel indient om het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere natuurlijke ecosystemen, met inbegrip van ander land met grote koolstofvoorraden en met een hoge biodiversiteitswaarde, zoals grasland, veengebieden en wetlands. De beoordeling heeft betrekking op mogelijke uitbreiding van ecosystemen, onder meer op basis van de in artikel 2 bedoelde afsluitingsdatum, opdat de Unie zo weinig mogelijk omzetting en degradatie van natuurlijke ecosystemen teweegbrengt. Bij die beoordeling wordt ook nagegaan of het nodig en haalbaar is het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere grondstoffen, zoals maïs. Voorts wordt in de beoordeling op basis van wetenschappelijk bewijs gekeken naar het effect van de relevante grondstoffen op ontbossing en bosdegradatie, en wordt rekening gehouden met veranderingen in het verbruik.
3.
Bij de in lid 2 bedoelde effectbeoordeling wordt ook nagegaan of het passend is de lijst van relevante in bijlage I opgenomen producten te wijzigen of uit te breiden om ervoor te zorgen dat daarin de meest relevante producten die relevante grondstoffen bevatten, daarmee zijn gevoederd of daarmee zijn vervaardigd, staan. Bij die beoordeling wordt in het bijzonder bekeken of er biobrandstoffen (GS-code 382600) in bijlage I moeten worden opgenomen.
4.
Bij de in lid 2 bedoelde effectbeoordeling wordt ook gekeken naar de rol van financiële instellingen bij het voorkomen van geldstromen die direct of indirect aan ontbossing en bosdegradatie bijdragen, en wordt beoordeeld of het nodig is om financiële instellingen, rekening houdend met alle relevante bestaande horizontale en sectorale wetgeving, via rechtshandelingen van de Unie specifieke verplichtingen op te leggen.
5.
De Commissie kan overeenkomstig artikel 35 gedelegeerde handelingen vaststellen tot wijziging van bijlage I met betrekking tot de desbetreffende GN-codes van relevante producten die relevante grondstoffen bevatten of daarmee zijn gevoederd of vervaardigd.
6.
Uiterlijk op 30 juni 2028 en vervolgens ten minste om de vijf jaar voert de Commissie een volledige evaluatie van deze verordening uit en brengt zij dienaangaande verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, waarbij zij tegelijk, indien nodig, een wetgevingsvoorstel indient. Het eerste verslag bevat met name, op basis van specifieke studies, een evaluatie van:
- a)
de noodzaak en de haalbaarheid van aanvullende instrumenten ter facilitering van de handel, en dan met name voor zwaar door deze verordening getroffen MOL's en landen, of delen daarvan, die zijn aangemerkt als standaard- of hoog risico, ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening;
- b)
het effect van deze verordening op landbouwers, met name kleine landbouwbedrijven, inheemse volken en lokale gemeenschappen, en de eventuele behoefte aan aanvullende steun voor de overgang naar duurzame toeleveringsketens en voor kleine landbouwbedrijven om te voldoen aan de voorschriften van deze verordening;
- c)
eventuele uitbreiding van de definitie van bosdegradatie, waartoe een diepgaande analyse wordt uitgevoerd en rekening wordt gehouden met de in de internationale besprekingen over deze kwestie geboekte vooruitgang;
- d)
de in artikel 2, punt 28, bedoelde drempel voor het verplichte gebruik van polygonen, rekening houdend met het effect ervan op de bestrijding van ontbossing en bosdegradatie;
- e)
patroonveranderingen bij de handel in de relevante grondstoffen en relevante producten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen indien die patroonveranderingen op omzeiling kunnen wijzen;
- f)
een beoordeling in hoeverre de verrichte controles doeltreffend geholpen hebben ervoor te zorgen dat relevante grondstoffen en relevante producten die op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd, aan artikel 3 voldoen.