Einde inhoudsopgave
Wet maritiem beheer BES
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
04-10-2017, Stb. 2017, 401 (uitgifte: 03-11-2017, kamerstukken: 34710)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2017, Stb. 2017, 463 (uitgifte: 07-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Waterrecht (V)
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Bij de beoordeling van de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 20, eerste lid, worden de effecten van de aanleg en het gebruik van het voorgenomen bouwwerk op het mariene milieu, de natuur, de veiligheid van de scheepvaart en het maritiem archeologisch erfgoed uitdrukkelijk in overweging genomen.
2.
Een aanvraag wordt bekendgemaakt in twee dagbladen die verschijnen in het betrokken openbaar lichaam.
3.
De beoordeling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in overeenstemming met Onze Minister van Economisch Zaken, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Indien de beheerder een bestuurscollege is, dan draagt Onze Minister zorg voor de noodzakelijke afstemming.
4.
Indien het voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is onderzoek te verrichten, dan zijn de kosten hiervan, onverminderd artikel 10, voor rekening van de aanvrager.
5.
Een vergunning wordt geweigerd, indien één of meer belangen, genoemd in het eerste lid, op onoverkomelijke wijze in het gedrang zouden komen door verlening van de vergunning.
6.
Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de veiligheid van de scheepvaart en de bescherming van het mariene milieu, de natuur en het maritiem archeologisch erfgoed.
7.
Een vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd, indien:
- a.
de voor de beoordeling van de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
- b.
geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning binnen een daarin te stellen termijn;
- c.
in verband met veranderde wetgeving, wijziging van omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen, genoemd in het eerste lid, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij een ongewijzigde vergunning.
8.
Een vergunning is niet overdraagbaar.