Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 508/2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006, (EG) nr. 791/2007 en (EU) nr. 1255/2011
Artikel 41 Energie-efficiëntie en mitigatie van de klimaatverandering
Geldend
Geldend vanaf 21-05-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 149 (uitgifte: 20-05-2014, regelingnummer: 508/2014)
- Inwerkingtreding
21-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 149 (uitgifte: 20-05-2014, regelingnummer: 508/2014)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Om de gevolgen van de klimaatverandering te matigen en de vissersvaartuigen energie-efficiënter te maken, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:
- a)
investeringen in uitrusting of aan boord om de uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen te reduceren en de energie-efficiëntie van de vissersvaartuigen te verhogen. Investeringen in vistuig komen ook in aanmerking voor steun op voorwaarde dat zij de selectiviteit van dat vistuig niet ondermijnen;
- b)
audits en regelingen op het gebied van energie-efficiëntie;
- c)
studies ter beoordeling van de bijdrage van alternatieve aandrijfsystemen en rompontwerpen aan de energie-efficiëntie van vissersvaartuigen.
2.
Er kan alleen steun worden verleend voor de vervanging of de modernisering van hoofd- of hulpmotoren in de volgende gevallen:
- a)
voor vaartuigen met een lengte over alles van ten hoogste 12 m, mits de nieuwe of gemoderniseerde motor niet over meer vermogen in kW beschikt dan de huidige motor;
- b)
voor vaartuigen met een lengte over alles tussen 12 en 18 m, mits het vermogen in kW van de nieuwe of gemoderniseerde motor ten minste 20 % lager ligt dan dat van de huidige motor;
- c)
voor vaartuigen met een lengte over alles tussen 18 en 24 m, mits het vermogen in kW van de nieuwe of gemoderniseerde motor ten minste 30 % lager ligt dan dat van de huidige motor.
3.
Steun op grond van lid 2 voor de vervanging of de modernisering van hoofd- of hulpmotoren kan slechts worden verleend voor vaartuigen die behoren tot een vlootsegment waarvoor uit het in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde verslag over de vangstcapaciteit blijkt dat er een evenwicht bestaat tussen het vlootsegment en de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden.
4.
Steun op grond van lid 2 van dit artikel wordt slechts verleend voor de vervanging of modernisering van hoofd- of hulpmotoren die officieel zijn gecertificeerd overeenkomstig artikel 40, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. De steun wordt pas uitbetaald nadat de conform de vereiste capaciteitsverlaging afgestoten capaciteit in kW definitief uit het register over de vissersvloot van de Unie is geschrapt.
5.
Voor vissersvaartuigen waarvan het motorvermogen niet hoeft te worden gecertificeerd, wordt steun op grond van de leden 1 en 2 van dit artikel slechts toegekend voor de vervanging of modernisering van hoofd- of hulpmotoren waarvan het juiste motorvermogen is geverifieerd overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, en die fysiek zijn gecontroleerd om vast te stellen dat het motorvermogen niet hoger is dan het motorvermogen dat in de visvergunningen staat.
6.
De vermindering van het motorvermogen bedoeld in lid 2, punten b) en c), kan worden bereikt door een groep vaartuigen voor elk van de categorieën vaartuigen, bedoeld in die punten.
7.
Onverminderd artikel 25, lid 3, is steun uit het EFMZV krachtens lid 2 van dit artikel niet hoger dan de hoogste van de volgende twee drempels:
- a)
1 500 000 EUR; of
- b)
3 % van de financiële steun van de Unie die in de betrokken lidstaat aan de in artikel 6, leden 1, 2 en 5, gestelde Unieprioriteiten is toegekend.
8.
Aanvragen van marktdeelnemers uit de kleinschalige kustvisserij worden als prioriteit behandeld tot 60 % van de totale steun die wordt verleend voor vervanging of modernisering van motoren als bedoeld in lid 2 voor de gehele programmeringsperiode.
9.
Steun op grond van de leden 1 en 2 wordt slechts verleend aan eigenaren van vissersvaartuigen en wordt niet meer dan één keer verleend voor dezelfde soort investering voor hetzelfde vissersvaartuig gedurende de programmeringsperiode.
10.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 126 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij de op grond van lid 1, onder a), van dit artikel subsidiabele kosten nader omschreven worden.