FED 2002/585
De voor de vrijstelling van art. 15, eerste lid, onderdeel e, Wet BRV gestelde eis dat de onderneming gedurende drie jaar dient te worden voortgezet is terecht gesteld
Hof Amsterdam 26-02-2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:AE0334
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26 februari 2002
- Magistraten
Dutmer; Onnes; Goes
- Zaaknummer
99/4084
- LJN
AE0334
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen van rechtsverkeer (V)
Belastingen van rechtsverkeer / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:2002:AE0334, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑02‑2002
- Wetingang
Art. 15 Wet BRV
Essentie
De voor de vrijstelling van art. 15, eerste lid, onderdeel e, Wet BRV gestelde eis dat de onderneming gedurende drie jaar dient te worden voortgezet is terecht gesteld
Uitspraak
Het geschil betrof de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting 1996.
VASTSTAAT:
2.1 Belanghebbende is opgericht op 31 juli 1996. Ter gelegenheid van de oprichting hebben haar oprichters, C en D, onder gebruikmaking van de faciliteit van art. 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de vrijstelling van art. 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet), de door hen gedreven melkveehouderij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.