Hof Amsterdam, 14-11-2002, nr. 01/03767
ECLI:NL:GHAMS:2002:AF0937
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14-11-2002
- Zaaknummer
01/03767
- LJN
AF0937
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2002:AF0937, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑11‑2002; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTFR 2002/1828
Uitspraak 14‑11‑2002
Inhoudsindicatie
De Verordening van het waterschap houdt in dat de vervuilingswaarde van belanghebbendes afvalwater bepaald wordt door het aantal m3 ‘gebruikt water’ te vermenigvuldigen met 0,023. Het Hof oordeelt dat, in geval er een grote hoeveelheid water is weggelekt, onder ‘gebruikt water’ niet het weggelekte water valt; dit vloeit voort uit een grammaticale interpretatie en is niet in strijd met de strekking van de Verordening.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Tiende Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van Stichting X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de ambtenaar belast met heffing van waterschapsbelastingen van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder.
1 LOOP VAN HET GEDING
Van belanghebbende is ter griffie op 7 november 2001 een beroepschrift ontvangen. Het beroep is gericht tegen de uitspraak, gedagtekend 10 oktober 2001, van verweerder, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de veront-reinigingsheffing oppervlaktewateren voor het jaar 1998. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur de aanslag gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de aanslag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Hierin concludeert hij tot handhaving van de uitspraak op het bezwaarschrift.
Ter griffie is op 3 september 2002 een nader stuk van belanghebbende ingekomen. De griffier heeft een afschrift hiervan dezelfde dag aan de verweerder gezonden.
Ter zitting van 17 september 2002 zijn verschenen namens belanghebbende E en, namens verweerder, D. Ter zitting heeft verweerder een volmacht, alsmede bijlage II behorende bij de Verordening Verontreinigingsheffing Amstel, Gooi en Vecht 1997 (hierna: de Verordening) overgelegd. Belanghebbende heeft zich hierover kunnen uitlaten.
Na afloop van het onderzoek ter terechtzitting kwam het Hof tot de conclusie dat het onderzoek moest worden heropend en met een schriftelijke behandeling diende te worden voortgezet. Belanghebbende en verweerder zijn hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
Ter griffie is op 18 september 2002 een brief met bijlagen van belanghebbende ingekomen. Op 20 oktober 2002 heeft de griffie een verklaring van belanghebbende ontvangen waaruit blijkt dat de Stichting Y gemachtigd is om namens belanghebbende in het onderhavige beroep rechtens op te treden.
Bij schrijven van 28 oktober 2002 heeft het Hof aan verweerder een afschrift van de bescheiden gestuurd, welke door belanghebbende bij het Hof na de zitting van 17 september 2002 zijn ingediend. Verweerder is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Hij heeft hiervan afgezien.
2 VERORDENING
2.1. In de Verordening Verontreinigingsheffing Amstel, Gooi en Vecht 1997 (hierna: de Verordening) staat onder andere:
"Algemene bepalingen
ARTIKEL 1
Ter bestrijding van de kosten van maatregelen tot het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren wordt onder de naam verontreinigingsheffing oppervlaktewateren een directe belasting geheven, hierna te noemen de heffing.
(…)
Heffingsplicht
ARTIKEL 4
1 Aan de heffing is onderworpen degene die als gebruiker van een woon- of bedrijfsruimte stoffen direct of indirect brengt in een oppervlaktewater of op een zuiveringstechnisch werk.
(…)
Vervuilingswaarde bedrijfsruimte
ARTIKEL 10
1. De vervuilingswaarde van het afvalwater van een bedrijfsruimte (…) wordt berekend met behulp van door meting en bemonstering verkregen gegevens (…).
(…)
Tabel afvalwatercoëfficiënten
ARTIKEL 11
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 10 kan de vervuilingswaarde met betrekking tot zuurstofbindende stoffen voor een bedrijfsruimte worden berekend met toepassing van de in Bijlage II bij deze verordening opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten, indien:
a) (…) voor zover het een in de tabel onder (…) 44 vermeld bedrijf (…) betreft, niet leidt tot een vervuilingswaarde van meer dan 100 vervuilingseenheden (…), en
b) berekening op basis van artikel 10 niet zal leiden tot een vervuilingswaarde die zowel ten minste 25% als ten minste 125 vervuilingseenheden hoger uitkomt dan bij de berekening met toepassing van de tabel.
(…)
2.2. Voor zover ten dezen van belang luidt Bijlage II van de Verordening (hierna: de Bijlage):
Bijlage II. Tabel afvalwatercoëfficiënten
(…)
1 2 3 4
Nr. Bedrijf Eenheid, waarop de in kolom 4 vermelde afvalwatercoëfficiënt betrekking heeft Afvalwatercoëfficiënt
(…)
44 (…) 1 m3 gebruikt water 0,023
(…)
3 TUSSEN PARTIJEN VASTSTAANDE FEITEN
3.1. Belanghebbende is een stichting, die zich onder meer ten doel stelt het beheren en exploiteren van het Theater F. De stichting heeft daartoe een drietal gebouwen, gelegen aan de G-straat 1 te Z, in beheer, zijnde een theater, een bibliotheek en een school. Belanghebbende neemt voor haar bedrijfsvoering water in van "nv pwn waterleidingbedrijf noord-holland" (hierna: PWN).
3.2. In 1998 is de hoofdwaterleiding tussen de watermeter en de afnamepunten gaan lekken. Deze lekkage is op 5 februari 1999 ontdekt en dezelfde dag gerepareerd.
3.3. Belanghebbende is op 30 november 2000 voor de periode 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 een aanslag verontreinigingsheffing bedrijfsruimte opgelegd (hierna: de aanslag), berekend naar 87,19 vervuilingseenheden. In de afwijkingsbrief van 27 november 2000 berekent verweerder de vervuilingswaarde als volgt:
tabelnummer hoeveelheid coëfficiënt Vervuilingseenheden (v.e.)
44A 3791 m3 0,023 87,19
In 1998 en 1999 is er sprake geweest van lekkage. Om het waterverbruik over 1998 vast te stellen is het gemiddelde waterverbruik over de jaren 1997 tot en met 2000 genomen.
1997 2619 m3
1998 5641 m3
1999 4989 m3
2000 1913 m3 (januari tot en met augustus 1436 m3)
====
totaal 15.162 m3
15.162 m3/ 4 = 3.791 m3
3.4. Belanghebbende is op 9 januari 2001 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
3.5. Verweerder heeft bij het afwijzen van het bezwaar het navolgende overwogen:
Het vaststellen van de vervuilingswaarde geschied door het toepassen van tabelnummer 44 van de tabel afvalwatercoëfficiënten. Bepalend is de hoeveelheid ingenomen water vermenigvuldigd met de coëfficiënt 0,023.
Bij lekkage is het regel dat hiermee rekening gehouden wordt indien een zgn. creditnota van het waterleidingbedrijf overgelegd kan worden. Deze creditering heeft het waterleidingbedrijf echter niet verstrekt. Strikt genomen had de vaststelling van de vervuilingswaarde berekend kunnen worden met gebruikmaking van de hoeveelheid ingenomen water: 5641 m3!
Om u toch tegemoet te komen is niet deze hoeveelheid maar het gemiddelde verbruik vanaf 1997 als basis van de berekening genomen, 3791 m3 (zie ook onze brief d.d. 27 november 2000). In het bepalen van het gemiddelde verbruik zijn ook de verbruiken van 1998 en 1999 meegenomen omdat deze hoeveelheden water ook zijn geloosd.
Derhalve heb ik besloten de in geding zijnde aanslag te handhaven op 87,79 vervuilingseenheden, wat overkomt met een heffingsbedrag van ƒ 4.853,67
4. GESCHIL
In geschil is of de aanslag terecht is gebaseerd op 3.791 m3 gebruikt water, hetgeen belanghebbende bestrijdt en verweerder bepleit.
5. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
5.1. Voor de standpunten van partijen en de motivering ervan wordt verwezen naar de stukken van het geding. Ter zitting is daaraan door partijen -zakelijk weergegeven- het volgende toegevoegd.
5.2. Belanghebbende meent dat bij de vaststelling van de aanslag onvoldoende rekening is gehouden met het weggelekte water.
5.3. Verweerder stelt dat tot "gebruikt water" als bedoeld onder nummer 44 dient te worden gerekend alle m3 ingenomen water, ongeacht of een deel daarvan is weggelekt of niet. Verweerder voert daarbij aan dat ook bij het sproeien van een tuin, geen water wordt geloosd maar deze hoeveelheid water wel in de heffing wordt betrokken.
6. BEOORDELING VAN HET GESCHIL
6.1. Niet in geschil is dat belanghebbende aan de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren is onderworpen, alsmede dat de vervuilingswaarde met betrekking tot zuurstofbindende stoffen ten aanzien van belanghebbende wordt berekend met toepassing van de in de Bijlage opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten.
6.2. Niet in geschil is dat belanghebbende valt onder nummer 44 van de Bijlage.
6.3. Tot de gedingstukken behoort een door belanghebbende opgesteld overzicht van de begin- en eindstanden van de watermeter over de jaren 1995 tot en met 1998. Volgens dit overzicht heeft PWN de volgende hoeveelheden water aan belanghebbende geleverd:
1995 3.413 m3
1996 2.849 m3
1997 3.147 m3
1998 6.069 m3
Belanghebbende heeft in haar beroepschrift tevens verklaard dat de op basis van de meterstanden over 2000 afgenomen hoeveelheid 2.282 m3 bedroeg. De inspecteur heeft niet weersproken dat uit het vorenstaande volgt welke hoeveelheden water belanghebbende in genoemde jaren van PWN heeft afgenomen.
6.4. Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat de hoeveelheid weggelekt water voor 1998 met behulp van de volgende formule kan worden vastgesteld: A -/- 1/3 x (B+C+D), waarin A, B, C en D staan voor de onder 6.3 weergeven hoeveelheden water die in 1998, 1996, 1997 respectievelijk 2000 zijn afgenomen. Het Hof heeft geen reden partijen hierin niet te volgen. Dit betekent dat ervan kan worden uitgegaan dat [6.069 -/- 1/3 x (2.849 + 3.147 + 2.282) =] 3.310 m3 water in 1998 is weggelekt.
6.5. In een geval, als het onderhavige, waarin belanghebbende stelt en aannemelijk maakt dat er bij hem tussen de watermeter en de aftappunten zowel relatief als absoluut bezien een grote hoeveelheid water is weggelekt, valt naar 's Hofs oordeel onder 'gebruikt water', als bedoeld in de Bijlage bij nummer 44, het afgenomen minus het weggelekte water. Zulks vloeit voort uit een grammaticale interpretatie van het woord 'gebruikt' in de Bijlage en is niet in strijd met de strekking van de Verordening, zoals die uit artikel 1 volgt. Weliswaar is de regeling, zoals die in de Bijlage is opgenomen, bedoeld om op een eenvoudige, forfaitaire - en dus ook enigszins grove - wijze vast te stellen wat de vervuilingswaarde met betrekking tot zuurstofbindende stoffen voor bedrijfsruimten als die van belanghebbende is, maar dat betekent niet dat onder 'gebruikt water' ingenomen water kan worden verstaan waarvan vaststaat dat ongeveer de helft daarvan bij belanghebbende niet verontreinigd in de grond is weggelekt.
6.6. Nu de hoeveelheid ingenomen en weggelekt water niet in geschil, leidt het vorenoverwogene tot de conclusie dat de aanslag op [(6.069 -/- 3.310) x 0,023 =] 63,46 vervuilingseenheden moet worden vastgesteld.
7. PROCESKOSTEN
7.1. Nu belanghebbende omtrent kosten niets heeft gesteld en daarvan ook niet is gebleken laat het Hof een veroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege.
8. BESLISSING
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een vervuilingswaarde van 63,46 vervuilingseenheden;
- gelast het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht het griffierecht ad € 204,20 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 14 november 2002 door mr. Goes, in tegenwoordigheid van drs. Tan als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2 Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3 Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.