FED 1995/81
Verzoek om gefacilieerde herkapitalisatie ex art. 58, zevende lid, Wet IB 1964 eerst dag voor zitting gedaan. Het hof heeft verstaan dat de inspecteur het verzoek ambtshalve zal beoordelen en daarop (later) uitspraak zal doen en heeft voorts geoordeeld dat de vennootschap en haar directeur - groot-aandeelhouder door een onmiddellijke uitspraak van het hof waarbij het hof de uitspraak van de inspecteur op bezwaarschrift zal bevestigen, niet in hun processuele mogelijkheden zijn geschaad. Dit oordeel geeft echter blijk van een onjuiste rechtsopvatting, nu - naar in 's hofs overwegingen ligt besloten - niet bij voorbaat was uitgesloten dat het verzoek, hoewel niet tijdig gedaan, zou kunnen worden ingewilligd, en toewijzing van het verzoek tot een andersluidende beslissing van het hof zou dienen te leiden. In zodanig geval brengen de eisen van een behoorlijke rechtspleging met zich dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden totdat de inspecteur belast met de aanslagregeling voor de vennootschapsbelasting - eventueel ambtshalve - op het verzoek heeft beslist.
HR 30-11-1994, ECLI:NL:HR:1994:AA3003, m.nt. J.J. Vetter
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 november 1994
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Moor, de; Jansen, C.H.M.
- Zaaknummer
29 895
- Noot
J.J. Vetter
- LJN
AA3003
- JCDI
JCDI:ADS88041:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:AA3003, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑11‑1994
- Wetingang
Art. 58, zevende lid, Wet IB 1964; art. 5, aanhef en sub b, Wet Div.bel. 1965
Essentie
Verzoek om gefacilieerde herkapitalisatie ex art. 58, zevende lid, Wet IB 1964 eerst dag voor zitting gedaan. Het hof heeft verstaan dat de inspecteur het verzoek ambtshalve zal beoordelen en daarop (later) uitspraak zal doen en heeft voorts geoordeeld dat de vennootschap en haar directeur - groot-aandeelhouder door een onmiddellijke uitspraak van het hof waarbij het hof de uitspraak van de inspecteur op bezwaarschrift zal bevestigen, niet in hun processuele mogelijkheden zijn geschaad. Dit oordeel geeft echter blijk van een onjuiste rechtsopvatting, nu - naar in 's hofs overwegingen ligt besloten - niet bij voorbaat was uitgesloten dat het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.