FED 1998/354
Prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie: is een coffeeshop BTW verschuldigd voor het gelegenheid geven tot drugsdealen?
HR 22-04-1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2424, m.nt. W.A.P. Nieuwenhuizen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 april 1998
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Bellaart; Moor, de; Putt-Lauwers, van der; Meij
- Zaaknummer
33 401
- Noot
W.A.P. Nieuwenhuizen
- LJN
AA2424
- JCDI
JCDI:ADS227562:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2424, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑04‑1998
- Wetingang
art. 2 Zesde BTW-richtlijn
Essentie
Prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie: is een coffeeshop BTW verschuldigd voor het gelegenheid geven tot drugsdealen?
Samenvatting
Een coffeeshophouder stelde aan zijn 'huisdealer' tegen vergoeding, een tafel ter beschikking om daar softdrugs (cannabis) te verkopen. Volgens Hof Amsterdam was daarover geen BTW verschuldigd. De Hoge Raad overweegt dat het geven van gelegenheid tot het verhandelen van softdrugs tot medeplichtigheid leidt en derhalve evenals het verhandelen zelf een strafbaar feit oplevert. De Hoge Raad heeft daarom de volgende prejudiciële vraag voorgelegd aan het EG-Hof van Justitie: 'Moet art. 2 van de Zesde BTW-richtlijn aldus worden uitgelegd dat geen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.