Rb. 's-Gravenhage, 09-11-2006, nr. 06/1912
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ3820
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
09-11-2006
- Zaaknummer
06/1912
- LJN
AZ3820
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ3820, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 09‑11‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2007/2.5
V-N 2007/46.17 met annotatie van Redactie
NTFR 2007/107
Uitspraak 09‑11‑2006
Inhoudsindicatie
Eiseres verkoopt in 1996 haar onderneming. Zij neemt winst naarmate de ontvangen huurkooptermijnen de boekwaarde van de onderneming overtreffen. Rechtbank: geen stakingsaftrek in het jaar van ontvangst van de laatste huurkooptermijn.
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/1912 IB/PVV
Uitspraakdatum: 9 november 2006
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/ [te P], kantoor [Q], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 5 januari 2006 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het jaar 2003 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.184 (aanslagnummer [0000.00.000.0.00]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2006. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.H.G. Katz. Namens verweerder is verschenen drs. A.M. de Wilde.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. Eiseres exploiteerde sinds 1975 een ijskiosk te [woonplaats], genaamd '[naam ijskiosk]', in de vorm van een eenmanszaak. Op 9 mei 1996 hebben eiseres en de heer [heer A] (hierna: huurkoper) een 'overeenkomst van huurkoop van onderneming, alsmede van huur en verhuur van bedrijfsruimte met koopoptie' gesloten (hierna: de huurkoopovereenkomst). De koopsom bedroeg €100.000. Met betrekking tot de betaling is het volgende overeengekomen. Een bedrag van €15.800, in 1994 en 1995 reeds betaald door de huurkoper uit hoofde van een exploitatie-overeenkomst, is op de koopsom in mindering gebracht. Het resterende bedrag wordt betaald in jaarlijkse termijnen van minimaal € 10.000.
2.2. Ter zitting is komen vast te staan dat eiseres in 2003 de volgende bedragen van huurkoper heeft ontvangen:
- € 10.000: betaling van de laatste jaarlijkse huurkooptermijn;
- € 18.170: betaling van achterstallige huurkooptermijnen;
- € 6.494: betaling wegens door eiseres in voorgaande jaren betaalde ondernemingskosten;
- € 4.538: betaling van een aan eiseres verschuldigde boete wegens achterstallige betalingen.
2.3. Vaststaat dat eiseres ervoor heeft gekozen de winst die zij heeft behaald met de huurverkoop van haar onderneming niet in één keer te nemen in 1996, maar met inachtneming van de regels van goedkoopmansgebruik als opgenomen in artikel 9 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) en artikel 3.25 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) te verdelen over de jaren waarin de huurkooptermijnen de boekwaarde van haar onderneming overtreffen. Verweerder heeft met deze wijze van winstneming ingestemd. Vóór 2001 zijn geen stakingswinstfaciliteiten als opgenomen in de Wet IB 1964 toegepast. In 2001 en 2002 is de stakingsaftrek niet aan de orde geweest.
2.4. In geschil is of eiseres voor het jaar 2003 recht heeft op de stakingsaftrek van artikel 3.79, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001 en op de verhoogde stakingsaftrek van artikel I, A, eerste lid, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Invoeringswet). Eiseres beantwoordt deze vragen bevestigend, verweerder ontkennend.
2.5. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
2.6. Ingevolge artikel 3.79, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet IB 2001 geldt de stakingsaftrek voor de ondernemer die als ondernemer in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van een of meer gehele ondernemingen. De stakingsaftrek is op grond van het tweede lid van dat artikel gelijk aan het bedrag van de in het eerste lid bedoelde winst, maar bedraagt niet meer dan € 3.630.
Ingevolge artikel I, A, eerste lid, aanhef en onder a, van de Invoeringswet, wordt het bedrag van de stakingsaftrek voor het kalenderjaar 2003 gesteld op € 13.704 indien de ondernemer de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.
2.7. Eiseres ziet in het feit dat zij in 2003 de laatste jaarlijkse huurkooptermijn heeft ontvangen, aanleiding om toepassing van de stakingsaftrek van 3.79 van de Wet IB 2001 en artikel I, A van de Invoeringswet te verzoeken. De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 3.79 van de Wet IB 2001 volgt dat van een toepassing van de stakingsaftrek alleen sprake kan zijn indien eiseres in 2003 winst heeft behaald met of bij het staken van haar onderneming. Eiseres heeft desgevraagd aangegeven dat de reguliere jaarlijkse huurkooptermijn en de door eiseres betaalde kosten niet, maar de achterstallige huurkooptermijnen, de boete en een niet gespecificeerde opslag op de door eiseres doorberekende kosten wel als stakingswinst moeten worden aangemerkt.
2.8. De rechtbank overweegt dat onder voordelen behaald met de staking zijn te rangschikken de verschillen in de werkelijke waarde en de boekwaarde van de op het moment van het sluiten van de huurkoopovereenkomst aanwezige activa en passiva. Onder voordelen behaald bij de staking worden verstaan de fiscale correcties die nodig zijn in verband met het staken van de onderneming, zoals het vervallen van fiscale reserves.
2.9. De rechtbank oordeelt dat de betalingen van € 6.494 wegens door eiseres in voorgaande jaren betaalde ondernemingskosten en van een boete van € 4.538 niet als voordelen met of bij de staking kunnen worden aangemerkt. Met betrekking tot de laatste huurkooptermijn van € 4.538 (€ 10.000) en de ontvangst van € 8.245 (€ 18.170) aan achterstallige huurkooptermijnen oordeelt de rechtbank, in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1964, BNB 1964/298, dat ook deze bedragen niet als voordelen behaald met of bij de staking zijn aan te merken omdat, nu eiseres in 1996 geen stakingswinst heeft genomen en de te vorderen huurkooptermijnen tot het ondernemingsvermogen zijn blijven behoren en de winst is genomen in de jaren waarin de huurkooptermijnen zijn betaald, de strekking van de stakingsaftrek met zich brengt dat deze niet kan worden toegepast in het jaar dat eiseres de laatste huurkooptermijn heeft ontvangen.
2.10. In verband met het vorenstaande komt de rechtbank niet toe aan het beantwoorden van de vraag of eiseres in 2003 (voortgezet) ondernemer was als gedefinieerd in artikel 3.4. van de Wet IB 2001. Eiseres heeft nadrukkelijk de stelling ingenomen dat er een gerede kans bestaat dat als gevolg van het eigendomsvoorbehoud in de huurkoopovereenkomst de exploitatie van de onderneming in de toekomst weer voor haar rekening zal geschieden. Deze stelling is van belang voor de vraag of eiseres in 2003 wel of geen ondernemer was maar niet voor de vraag of sprake is van winst behaald met of bij staking, zodat ook de behandeling van deze stelling achterwege kan blijven.
2.11. Eiseres heeft nog gesteld dat de uitspraak op bezwaar niet deugdelijk is gemotiveerd; verweerder zou onvoldoende onderzoek hebben gedaan naar de herkomst van de betalingen en heeft deze herkomst onvoldoende betrokken in zijn beslissing op het bezwaar. Een dergelijk motiveringsgebrek kan - wat daar ook van zij - niet leiden tot ander oordeel omdat gesteld noch gebleken is dat eiseres door de handelwijze van verweerder in haar processuele belangen is geschaad.
2.12. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 9 november 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van mr. I. Lampe-Selanno, griffier.