FED 1995/902
Belanghebbende heeft zich laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel en heeft verschillende investeringen gedaan met betrekking tot zijn voorgenomen bedrijfsuitoefening. Kort nadat hij op beperkte schaal enige goederen had verkocht, staakte hij zijn activiteiten. Hoge Raad: tot de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in art. 7 Wet OB 1968 dienen mede te worden gerekend voorbereidende handelingen. In het licht daarvan is 's hofs oordeel dat de omvang en duurzaamheid van belanghebbendes activiteiten onvoldoende waren om hem als ondernemer aan te merken niet begrijpelijk. Volgt vernietiging en verwijzing.
HR 15-11-1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3114, m.nt. M.E. van Hilten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 november 1995
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Moor, de; Jansen, C.H.M.
- Zaaknummer
30 428
- Noot
M.E. van Hilten
- LJN
AA3114
- JCDI
JCDI:ADS225279:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:AA3114, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑11‑1995
- Wetingang
Art. 7 Wet OB 1968
Essentie
Belanghebbende heeft zich laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel en heeft verschillende investeringen gedaan met betrekking tot zijn voorgenomen bedrijfsuitoefening. Kort nadat hij op beperkte schaal enige goederen had verkocht, staakte hij zijn activiteiten. Hoge Raad: tot de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in art. 7 Wet OB 1968 dienen mede te worden gerekend voorbereidende handelingen. In het licht daarvan is 's hofs oordeel dat de omvang en duurzaamheid van belanghebbendes activiteiten onvoldoende waren om hem als ondernemer aan te merken niet begrijpelijk. Volgt vernietiging en verwijzing.
Uitspraak
Het geschil betrof de naheffingsaanslag omzetbelasting over het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.