FED 1990/880:1. Van inbreng is ook dan sprake indien de bij de inbreng te verwerven aandelen op grond van een voor de inbreng gesloten overeenkomst door de inbrenger aan een derde moeten worden afgestaan. 2. De vrijstelling van art. 15, eerste lid, aanhef en letter e is niet van toepassing, indien het vermogen van de ingebrachte onderneming hoofdzakelijk uit onroerende goederen bestaat en de inbreng is geschied op verlangen van de gegadigde voor de onderneming, die de tegenover de inbreng uitgegeven aandelen geheel of grotendeels zal overnemen. 3. Onderzoek door het verwijzingshof naar de vraag of een onroerend-goedcomplex met verschillende eigenaren, dat als een geheel wordt geexploiteerd, danwel het ingebrachte deel van dat complex, een onderneming vormt.