Hof Amsterdam, 17-12-2009, nr. 07/01043
ECLI:NL:GHAMS:2009:BK7185
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
17-12-2009
- Zaaknummer
07/01043
- LJN
BK7185
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2009:BK7185, Uitspraak, Hof Amsterdam, 17‑12‑2009; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Belastingblad 2010/164 met annotatie van J.P. Kruimel
Uitspraak 17‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Waardering in het kader van de Wet Woz. In geschil is het antwoord op de vraag of bij de waardering voor de wet Woz van het object het perceel waarop zonnebloemen worden geteeld buiten aanmerking moet worden gelaten. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aanemelijk gemaakt dat sprake is van bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. Er is eerder sprake van activiteiten met een hobbymatig karakter. Geen schending van het vertrouwensbeginsel noch van enig ander beginsel van behoorlijk bestuur. Hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk P07/01043
uitspraak: 17 december 2009
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn,
de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak no. 06/1666 WOZ van de rechtbank Alkmaar in het geding tussen
X te Y, belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking ingevolge artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2005 de waarde van de onroerende zaak aan de […]straat 153 te Y (hierna: het object) voor het tijdvak
1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 en naar de waardepeildatum 1 januari 2003 vastgesteld op € 329.928.
1.2. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 2 mei 2006, het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
1.3. Bij uitspraak van 15 november 2007, verzonden op 22 november 2007, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard en de waarde van het object verminderd tot € 279.228. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep van de heffingsambtenaar is bij het Hof ingekomen op 20 december 2007. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Op 17 juni 2008 is een nader stuk van de heffingsambtenaar ingekomen. Op 14 mei 2009 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Al deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2009. Beide partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is gebruiker en eigenaar van het object. Dit bestaat uit twee kadastrale percelen, een perceel met nummer [1…] waarvan de oppervlakte 390 m² beloopt en een perceel met nummer [2…] waarvan de oppervlakte volgens het kadaster 480 m² beloopt. Op het perceel met nummer [1..] bevindt zich de woning van belanghebbende. Op het perceel met nummer [2..] bevinden zich een schuur en een kas.
2.2. Op een gedeelte groot ongeveer 200 m² van het perceel met nummer [2..] (hierna: het perceel) teelt belanghebbende zonnebloemen. Daartoe gebruikt hij ook de op dit perceel staande kas en schuur waarvan de ondergrond een oppervlakte heeft van in totaal circa 100 m².
2.3. Belanghebbende huurt sinds 2005 van derden twee percelen ten behoeve van de zonnebloementeelt. Als vergoeding voor de huur onderhoudt belanghebbende de tuin van de verhuurder.
2.4. De zonnebloemen worden hoofdzakelijk per bos verkocht aan voorbijgangers. Kopers wordt verzocht de verkoopprijs te deponeren in een daarvoor bestemd bakje.
3. Procedure voor de rechtbank
Voor de rechtbank was in geschil het antwoord op de vraag of bij de waardering voor de Wet WOZ van het object het perceel buiten aanmerking moet worden gelaten. De rechtbank heeft omtrent het geschil overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder:
4. Ingevolge artikel 18, derde [Hof: lid], van de Wet WOZ in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ, wordt bij de bepaling van de waarde buiten aanmerking gelaten de waarde van ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, voor zover die niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen.
5. De rechtbank stelt voorop dat het op grond van vaste jurisprudentie in beginsel op de weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat met betrekking tot het perceel sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie als bedoeld onder 4. In dit geval heeft eiser in bezwaar volstaan met het verwijzen naar eerdere procedures waarin verweerder wel een vrijstelling heeft verleend. Het feit dat verweerder tot twee keer toe in bezwaar alsnog een vrijstelling heeft verleend, legt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval ook een onderzoeksplicht bij verweerder.
6. Eiser heeft eerst ter zitting duidelijkheid verschaft over het bedrijfsmatige karakter van zijn agrarische activiteiten. Hieruit is de rechtbank gebleken dat eiser het perceel in 1985 gekocht heeft. Het perceel had toen al een agrarische bestemming en dat was voor eiser ook de reden voor de aankoop. Eiser heeft het perceel aangekocht om voor zijn vrouw werkzaamheden aan huis te creëren waaruit zij inkomsten kon generen. Vanaf de aankoop teelt eiser gewassen op het perceel. Al snel werden dit alleen zonnebloemen. Het telen van de zonnebloemen levert een groot deel van het jaar een dagelijkse werkzaamheid op die ook de nodige zorgen met zich mee brengt. In april nemen de werkzaamheden voor de teelt een aanvang. In mei worden de bloemen uitgeplant. De verkoop start in augustus. In oktober zijn alle bloemen van het land af. In november wordt de grond omgeploegd en bemest. Verkoop van de zonnebloemen vindt plaats aan particulieren en een handelaar. Ongeveer vijf jaar geleden heeft eiser er percelen bij gehuurd (3000m²) om de zonnebloemteelt uit te breiden. Eiser maakt kosten voor het huren van deze percelen en de inkoop van zaden. De in- en verkoop houdt eiser schriftelijk bij. Zijn boekhouder verwerkt de gegevens in de belastingaangifte bij “overige werkzaamheden”. De opbrengsten van de zonnebloemteelt vormen een niet verwaarloosbaar aandeel van het gezinsinkomen.
De rechtbank is van oordeel dat eiser met het bovenstaande voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het perceel bedrijfsmatig exploiteert, dat hij enig ondernemersrisico loopt en dat er niet slechts sprake is van werkzaamheden met een hobbymatig karakter. Dat de werkzaamheden zich tot een deel van het jaar beperken leidt niet tot een ander oordeel. Dit is immers inherent aan het telen van bepaalde gewassen. De rechtbank concludeert dat verweerder ten onrechte geen vrijstelling voor cultuurgrond ten aanzien van het perceel heeft toegepast.
4. Geschil in hoger beroep
4.1. In hoger beroep is evenals voor de rechtbank in geschil het antwoord op de vraag of bij de waardering van het object voor de Wet WOZ het perceel met nummer [2..] op grond van de zogenoemde cultuurgrondvrijstelling buiten aanmerking moet worden gelaten.
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die zij daartoe hebben aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
De heffingsambtenaar heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge de artikelen 17, eerste en tweede lid, en 18 van de Wet WOZ wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die op 1 januari 2003 aan die zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
5.2. Op grond van artikel 18, derde lid (tekst 2005), van de Wet WOZ, in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ, wordt bij de bepaling van de waarde buiten aanmerking gelaten de waarde van ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, voor zover die niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen
5.3. Volgens vaste jurisprudentie is sprake van bedrijfsmatige exploitatie bij deelname aan het maatschappelijk productieproces met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid met het oogmerk om daarmee winst te behalen, vergelijk Hoge Raad 30 januari 1980, nr. 19613, BNB 1980/90.
5.4. Het Hof stelt voorop dat de bewijslast dat sprake is van bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond rust op de belanghebbende. Belanghebbende heeft daartoe onder meer aangevoerd op verschillende percelen met een oppervlakte van respectievelijk 200 m² in eigendom en ruim 1500 m² in huur, zonnebloemen te hebben geteeld. De heffingsambtenaar heeft de grootte van de gehuurde percelen gemotiveerd betwist en aangevoerd dat de oppervlakte is vastgesteld aan de hand van luchtfoto’s op niet meer dan 606 m². Belanghebbende heeft daartegenover aangegeven de luchtfoto’s onbetrouwbaar te vinden maar heeft daar geen verder bewijs van aangebracht. Het Hof acht in dit licht aannemelijk dat de oppervlakte van het gehuurde perceel inderdaad 606 m² bedraagt.
5.5. Uit de stukken van het geding blijkt voorts dat de exploitatie van de grond in het jaar 2003 een omzet van € 1400 heeft opgeleverd. Voor het jaar 2005 was dit een bedrag van
€ 1622,50. Het Hof acht niet aannemelijk dat deze omzet uiteindelijk het viervoudige van het aangegeven bedrag is geweest, zoals belanghebbende eerst ter zitting heeft gesteld.
Gelet op de aard en de hoogte van deze ontvangsten en de relatief geringe omvang in oppervlakte van de percelen, is het Hof, daarbij in aanmerking genomen de onder 2 vermelde feiten en omstandigheden, van oordeel dat belanghebbende er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat sprake is van bedrijfsmatige exploitatie.
Er is eerder sprake van activiteiten met een hobbymatig karakter. Reeds om die reden kan niet worden gezegd dat (een gedeelte van) het perceel het karakter heeft van bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond zodat de vrijstelling toepassing mist.
5.6. De omstandigheid dat ten aanzien van het desbetreffende perceel in de voorgaande jaren de cultuurgrondvrijstelling wel werd toegepast, kan belanghebbende niet baten. De heffingsambtenaar heeft hierover meegedeeld dat deze cultuurgrondvrijstelling ten onrechte werd toegepast en hij niet gehouden is een onjuiste beslissing te blijven nemen. Het vertrouwensbeginsel is dus naar het oordeel van het Hof niet geschonden. Evenmin is het Hof gebleken van schending van enig ander beginsel van behoorlijk bestuur.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.
6. Kosten
Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld acht het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de gelaste vergoeding van het griffierecht en
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, W.M.G. Visser en J.A. van Horzen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando als griffier.
De beslissing is op 17 december 2009 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.