Rb. Haarlem, 15-03-2006, nr. 05/3175
ECLI:NL:RBHAA:2006:AV7373
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
15-03-2006
- Zaaknummer
05/3175
- LJN
AV7373
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
Fiscaal procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2006:AV7373, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 15‑03‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 8 Wet op de vennootschapsbelasting 1969
- Vindplaatsen
V-N 2007/16.22 met annotatie van Redactie
Uitspraak 15‑03‑2006
Inhoudsindicatie
Aankoopkosten van de deelneming dienen te worden toegerekend aan eerder jaar en zijn niet aftrekbaar. De juridische fusie tussen de deelneming en de moeder brengt niet met zich dat de aankoopkosten alsnog in aftrek kunnen komen.
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/3175
Uitspraakdatum: 15 maart 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X B.V. te Z, eiseres,
gemachtigde A (...) te Q,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking van 31 juli 2003 het door eiseres in 2000 geleden verlies vastgesteld op ƒ 34.909.196.
Na daartegen gemaakt bezwaar, bij verweerder binnengekomen op 29 augustus 2003, heeft verweerder bij uitspraak van 3 juni 2005 de beschikking gehandhaafd.
Van eiseres is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 12 juli 2005. Het beroep is gericht tegen opgemelde uitspraak van verweerder.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vóór de zitting hebben partijen elk een pleitnota ingezonden, welke tot de stukken van het geding worden gerekend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2005. Aldaar zijn namens eiseres verschenen A en B als gemachtigden, tot bijstand vergezeld van C. Namens verweerder is verschenen D.
2. De feiten
2.1. In augustus 1999 heeft eiseres de aandelen in E B.V. verworven. De met de verwerving samenhangende kosten bedroegen ƒ 366.425 (hierna: de aankoopkosten). De kosten hebben nagenoeg geheel betrekking op werkzaamheden die vóór de verwerving van de aandelen zijn verricht. Begin 2000 zijn de aankoopkosten in rekening gebracht.
2.2. De aankoopkosten zijn in 1999 niet in aftrek gebracht op het resultaat en evenmin geactiveerd als onderdeel van de kostprijs van de deelneming. De aanslag vennootschapsbelasting over 1999 staat onherroepelijk vast.
2.3. Met ingang van 1 januari 2000 heeft een juridische fusie plaatsgevonden met eiseres als verkrijgende en E B.V. als verdwijnende vennootschap.
2.4. Op 17 juni 2002 heeft eiseres een aangifte vennootschapsbelasting voor 2000 gedaan. Daarin heeft zij de aankoopkosten niet in aanmerking genomen. In aanvulling op de aangifte bij schrijven van 23 mei 2003 maakt eiseres ten aanzien van het onderhavige jaar aanspraak op aftrek van de aankoopkosten.
2.5. Verweerder heeft de verliesbeschikking vastgesteld zonder de aankoopkosten in aanmerking te nemen.
3. Het geschil
In geschil is of de aankoopkosten in het onderhavige jaar in aftrek kunnen komen.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. In zijn arrest van 24 mei 2002, BNB 2002/262, heeft de Hoge Raad beslist dat aankoopkosten ten laste van de winst kunnen worden gebracht in het jaar waarin zij zijn gemaakt. Voorts besliste hij dat in gevallen waarin in het verleden aankoopkosten als onderdeel van de kostprijs van een deelneming zijn geactiveerd, die kosten alsnog in aanmerking kunnen worden genomen.
4.2. Vaststaat dat de aankoopkosten betrekking hebben op werkzaamheden die in 1999 zijn verricht. De rechtbank is van oordeel dat de aankoopkosten moeten worden toegerekend aan het jaar waarin de deelneming is verworven, hetgeen betekent dat, anders dan eiseres heeft betoogd, zij niet kunnen worden toegerekend aan het onderhavige jaar. De omstandigheden dat in 1999 nog niet bekend was hoeveel de totale kosten bedroegen, dat de kosten eerst begin 2000 zijn gedeclareerd en, zoals gemachtigde ter zitting heeft betoogd, zij slechts een klein onderdeel van de totale omzet bedroegen rechtvaardigen niet de kosten aan een ander jaar toe te rekenen dan het jaar waarin zij zijn gemaakt. Het is eiseres evenmin toegestaan de kosten om redenen van eenvoud en/of praktische uitvoerbaarheid aan 2000 toe te rekenen. Zij had immers de mogelijkheid de aankoopkosten in 1999 te schatten en door middel van het opnemen van een overlooppost de kosten aan het juiste jaar toe te rekenen.
4.3. Eiseres stelt dat nu de aankoopkosten in 1999 niet in aanmerking zijn genomen, deze op grond van het genoemde arrest van de Hoge Raad in een later jaar alsnog in aftrek gebracht kunnen worden.
Zoals volgt uit de tweede volzin van 4.1 geldt als uitgangspunt voor het in aftrek brengen van in het verleden gemaakte kosten dat deze als onderdeel van de kostprijs van de deelneming zijn geactiveerd. Vaststaat dat eiseres de aankoopkosten in 1999 niet heeft geactiveerd. Nu eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat de kosten moeten worden toegerekend aan 2000, ligt het voor de hand dat zij deze in 1999 niet in aanmerking heeft genomen. Indien gelet op het voorgaande echter uitgegaan wordt van de veronderstelling dat eiseres de aankoopkosten wel heeft geactiveerd, sluit de Wet van 4 november 2004, Stb. 2004, nr. 581 (verder de Wet) in dit geval de aftrek van de kosten in een later jaar uit. Artikel II, lid 3, van de Wet, bepaalt immers dat indien aankoopkosten in enig jaar zijn geactiveerd en de aanslag vennootschapsbelasting over dat jaar reeds onherroepelijk vaststaat, die kosten niet in een later jaar alsnog in aftrek komen.
4.4. Eiseres heeft voorts gesteld dat vanaf het moment dat de deelneming in haar is gefuseerd de bepalingen van de deelnemingsvrijstelling - en daarmee het overgangsrecht - niet langer van toepassing zijn. Zij verwijst daarvoor onder meer naar de situatie waarin een vennootschap een winstrechtverplichting (earn-out) heeft met betrekking tot de aankoop van een deelneming en vervolgens met de deelneming een fiscale eenheid aangaat.
De rechtbank verwerpt deze stelling nu de kosten ten tijde van de verwerving van de deelneming, hoewel nog niet in rekening gebracht, wel als zodanig zijn opgekomen. De omstandigheid dat na een juridische fusie geen deelnemingsverhouding meer bestaat, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat de in het verleden gemaakte aankoopkosten anders kwalificeren. Weliswaar is sinds 1 januari 2000 geen deelneming meer aanwezig, maar de kosten hebben geen enkel verband met deze na de fusie ontstane situatie, in welk opzicht zij zich onderscheiden van winstrechtverplichtingen.
4.5. Eiseres heeft nog een beroep gedaan op het besluit van 29 september 2004, V-N 2004/52.8, waarin de Staatssecretaris heeft besloten dat geen reden meer bestaat de afhandeling van aangiften en bezwaarschriften die betrekking hebben op de aftrek van aankoopkosten nog langer aan te houden. Eiseres meent dat verweerder op grond van dat besluit gehouden was haar bezwaar op dat moment volgens het dan geldende recht af te doen. Zij heeft in dit verband, onder meer in de door haar ingezonden pleitnota, gewezen op de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juli 2005, nr. 04/01195, waarin niet over de toepassing van het overgangsrecht wordt gesproken.
Verweerder heeft gesteld dat het bezwaar van de onderhavige zaak nog niet kon worden afgedaan omdat nog onduidelijkheid bestond over de omvang van de kosten en het jaar van aftrek van de kosten. Los van de vraag of dit een valide argument is, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet gehouden was onmiddellijk nadat evenbedoeld besluit was genomen uitspraak op het bezwaar te doen. Daarbij zouden volgens het destijds geldende recht de aankoopkosten hetzij in 1999 in aftrek gebracht kunnen worden, hetzij in dat jaar kunnen worden geactiveerd en alleen in dat laatste geval zou een eventuele aftrek van de geactiveerde kosten in een later jaar aan de orde kunnen komen.
Voor wat betreft de verwijzing naar het door het Gerechtshof berechte geschil, waarin - naar eiseres onweersproken heeft gesteld - de inspecteur en het Gerechtshof de toepassing van het overgangsrecht buiten beschouwing zouden hebben gelaten, vindt de daaraan verbonden conclusie van eiseres om het overgangsrecht ook in haar geval buiten toepassing te laten geen steun in het recht.
De slotsom is dat het beroep van eiseres ongegrond moet worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskosten-veroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. L.F. Roseval, voorzitter, mrs. J. Snitker en J.H. Hoekstra, leden. De beslissing is op 15 maart 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. O. Nijhuis, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.