Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/7.3.3
7.3.3 Ontdekking als resultaat van zelfstandig onderzoek
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS384176:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Hof Den Haag 19 augustus 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5488.
Vgl. Termaat & De Vries 2010, p. 5. Deze auteurs beschrijven een soortgelijke ontwikkeling binnen het korps Amsterdam-Amstelland. Hier worden agenten aangespoord oude bekenden in de gaten te houden met het doel waardevolle voorwerpen af te nemen.
De genoemde familieleden van de verdachte ontliepen hun straf evenmin. Zijn broer werd eveneens wegens overtreding van artikel 420bis Sr veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, terwijl zijn zus en moeder beiden werden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren (waarvan 40 uren voorwaardelijk) voor schuldwitwassen. Zie achtereenvolgens Hof Den Haag 19 augustus 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5476, ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5486 en ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5484.
Zie: http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/sites/top600/top600.
Zie de projectinformatie van de Top600-aanpak, p. 17-18 (http://ebookbrowse.com/brochure-top600-pdf-d325990117).
Zie de projectinformatie van de Top600-aanpak, p. 6 (http://ebookbrowse.com/brochure-top600-pdf-d325990117).
Rb. Arnhem 22 december 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BU9047.
Soudijn 2010. Daar waar in theorie 60 echtgenotes en vriendinnen voor witwassen zouden kunnen worden vervolgd, zijn slechts 25 van hen als verdachte aangemerkt.
Soudijn 2010, p. 27-28.
Rb. Amsterdam 5 september 2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:BF0522.
Zie bijvoorbeeld Rb. Alkmaar 27 april 2011, ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2782 en Rb. Haarlem 2 augustus 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BX3718.
Tot slot bespreek ik de situatie waarin het bezit van onverklaarbaar vermogen tot inzet van het onderzoek wordt gemaakt. Zo volgt uit een arrest van het Hof Den Haag1 dat de politie Zuid-Holland Zuid in de zomer van 2008 een onderzoeksproject is gestart gericht op personen van wie het vermoeden bestond dat zij zich schuldig maakten aan witwassen. Binnen het genoemde korps werd vervolgens gekeken of er mensen waren die op het eerste gezicht over onverklaarbaar vermogen beschikten.2 De meldingen daarover werden geverifieerd aan de hand van open (politie)bronnen, waaronder het bedrijfsprocessensysteem en het kentekenregister. Op basis van dit onderzoek werd een aantal personen als verdachte aangemerkt. Zo bestond bij de politie het vermoeden dat de verdachte in de onderhavige zaak de eigenaar was van een BMW type 645 cabrio, terwijl hij slechts een gering legaal inkomen genoot. Bij de politie was namelijk bekend dat hij was aangewezen op een uitkering van de sociale dienst. Uit de gegevens van de RDW bleek echter dat de verdachte nooit kentekenhouder was geweest. De auto stond afwisselend op naam van zijn broer, zus en moeder. Nu het overschrijven van kentekens binnen een familiekring vaak plaatsvindt om het bezit van het voertuig te verhullen voor derden, zoals de belastingdienst, de sociale dienst of de politie, werd besloten het gebruik van de genoemde BMW te muteren in het bedrijfsprocessensysteem. In de maand december 2008 werd acht maal geconstateerd dat de verdachte als bestuurder van de auto optrad. Dit terwijl zijn zus – die op dat moment kentekenhoudster was – geen enkele maal als bestuurder werd waargenomen. Vervolgens werd de genoemde auto verruild voor een Audi A4, type 8H cabriolet. Ook ten aanzien van dit voertuig wisselde de tenaamstelling met grote regelmaat, terwijl uit meerdere mutaties bleek dat de verdachte als bestuurder daarvan optrad. Bij een controle op de snelweg werd bij de verdachte een contant geldbedrag van ruim € 8000 aangetroffen.
Het Hof overweegt allereerst dat (gerichte) surveillance, alsmede het opvragen en het muteren van gegevens in het bedrijfsprocessensysteem en bevraging van het kentekenregister behoren tot de algemene taken en bevoegdheden van de politie. Vervolgens stelt het vast dat de bovenstaande feiten en omstandigheden leiden tot een vermoeden van witwassen. Kort gezegd correspondeert het bezit van de verdachte niet met zijn inkomenspositie. Het is nu aan de verdachte om een legale verkrijging van de auto en het aangetroffen geldbedrag aannemelijk te laten worden. In die opdracht slaagt hij niet. Hij verklaart geen schenkingen, giften of erfenissen te hebben ontvangen. Wel zou hij geld hebben gewonnen in een casino en verscheidene speelhallen, maar die stelling is op geen enkele wijze onderbouwd. Verder hecht het Hof geen geloof aan zijn verklaring dat de contante geldsom afkomstig is van een schade-uitkering en de verkoop van een auto. Het betreft hier namelijk feiten die respectievelijk drieënhalf jaar en zes jaar voor het aantreffen van het geld plaatsvonden. Het Hof veroordeelt de verdachte wegens witwassen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Daarbij worden de in beslag genomen voorwerpen – te weten: de Audi en het contante geldbedrag – verbeurdverklaard.3
Verder speelt de strafbaarstelling van witwassen een rol bij de aanpak van veelplegers. In dit kader verdient het Amsterdamse project Aanpak Top600 de aandacht.4 Het betreft een integrale aanpak van 600 veelplegers die samen in de afgelopen vijf jaren 15.000 keer met de politie in aanraking zijn gekomen. Deze relatief kleine groep van veelal jonge daders blijkt verantwoordelijk voor het plegen van tal van profijtgerichte misdrijven waarbij het gebruik van geweld niet wordt geschuwd. Naast woninginbraken gaat het namelijk om straatroof en overvallen op ondernemers. Door een slimme samenwerking tussen dertig organisaties, waaronder het gemeentebestuur, de politie, het OM, de belastingdienst, de Dienst Werk en Inkomen en diverse zorg- en jeugdpartners moeten deze ‘high impact crimes’ worden teruggedrongen. De Top600-aanpak bestaat uit drie met elkaar samenhangende pijlers: lik op stuk, zorg en instroombeperking. In het kader van deze studie is uitsluitend de eerste pijler relevant. Uit de projectinformatie volgt dat snel, consequent en streng moet worden opgetreden tegen de genoemde veelplegers. Daartoe wordt recherchecapaciteit persoonsgericht ingezet.5 Voorts kan gebruik worden gemaakt van een digitaal informatiesysteem waarin van de 600 criminelen, met inachtneming van de privacywetgeving, een actueel persoonsdossier wordt bijgehouden. De handel en wandel van de betrokkenen wordt in dit systeem in kaart gebracht. Het gaat daarbij onder meer over zijn sociale omgeving, fiscale- en financiële omstandigheden en criminele activiteiten.6 Bij signalen van ongebruikelijk bezit kan dan ook direct worden ingegrepen. Op basis van de beschikbare gegevens van de genoemde ketenpartners kan een legale verkrijging immers worden uitgesloten, waarmee het in feite niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen in kwestie van misdrijf afkomstig zijn. Het is dan aan verdachte om een alternatief scenario aannemelijk te laten worden.
Het zijn echter niet alleen ‘oude bekenden’ en veelplegers die op grond van artikel 420bis Sr worden vervolgd om bij een veroordeling de van misdrijf afkomstige voorwerpen te kunnen afnemen. Ook mensen uit de directe omgeving van criminelen die zijn veroordeeld wegens profijtgerichte misdrijven ontsnappen in deze niet aan de aandacht van politie en justitie. Daarbij is het verwijt dan veelal niet eens dat zij de pleger van het gronddelict hebben geholpen bij het verbergen of verhullen van de werkelijke herkomst van zijn buit, maar dat zij hebben geprofiteerd van voorwerpen waarvan zij wisten dat deze – onmiddellijk of middellijk, geheel of gedeeltelijk – van enig misdrijf afkomstig waren. Het gaat dan bijvoorbeeld om de zoon van een drugscrimineel die zijn autorace carrière in de Verenigde Staten laat bekostigen door zijn vader.7
Daarnaast betreft het de vrouwelijke levenspartners van criminelen die zich dankzij de criminele activiteiten van hun man een levensstijl kunnen permitteren die anders niet voor hen zou zijn weggelegd. Soudijn maakt aan de hand van een analyse van 62 opsporingsdossiers echter inzichtelijk dat maar relatief weinig van deze dames voor de rechter worden gebracht.8 Als verklarende factoren noemt hij onder meer de mogelijke dwang die door de mannen op hen is uitgeoefend en het feit dat vrouwen uit niet-westerse culturen minder geëmancipeerd zijn. Andere factoren betreffen de werkwijze van politie en justitie. Vervolging voor witwassen wordt geassocieerd met het doen van financieel opsporingsonderzoek en daar bestaat enige huiver voor. Verder bestaat soms de vrees voor bewijstechnische problemen ten aanzien van het schuldverband.9 Desondanks bestaat er in de feitenrechtspraak een aantal sprekende voorbeelden. Zo veroordeelde de rechtbank Amsterdam de vriendin van een drugshandelaar wegens witwassen omdat zij voor het levensonderhoud van haar gezin gebruik maakte van misdaadgeld. Zij wist dat haar vriend geen inkomen of uitkering had en dat hij geld verdiende met drugshandel. Niettemin kocht zij daar toch de boodschappen van.10 In andere zaken worden vrouwelijke verdachten veroordeeld wegens witwassen omdat zij de beschikking hebben over dure auto’s.11 Deze staan weliswaar op hun naam, maar uit de bewijsmiddelen volgt dat zij de koopsom niet (volledig) zelf hebben voldaan. Hun criminele partners stonden garant voor de (mede)financiering. Daarmee hebben de dames dus minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld waarmee de auto’s werden betaald (gedeeltelijk) van misdrijf afkomstig was.
Resumerend stel ik vast dat de strafbaarstelling van witwassen een uiterst efficiënt middel vormt met het oog op het afpakken van uit misdrijf afkomstige voorwerpen. Bij het aantreffen van ongebruikelijk bezit – zoals bijvoorbeeld een groot contant geldbedrag op het huisadres van een verdachte of een dure auto in handen van een straatcrimineel – kan nader onderzoek naar het onderliggende misdrijf immers achterwege blijven indien het gezien de feiten en omstandigheden van het geval niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen in kwestie van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan op de hoogte was. Vervolgens zijn deze voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring, eenvoudigweg omdat het bewezen verklaarde witwassen met betrekking daarmee is begaan.