Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/5.2.3.2
5.2.3.2 Verjaring
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS389022:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Uit artikel 70 onder 3° Sr kan worden opgemaakt dat het recht tot strafvervolging door verjaring vervalt in twaalf jaren voor de misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld.
Zie Hazewinkel-Suringa 1996, p. 120, waar het wegnemen (bij diefstal), opruien, doden en brandstichten als voorbeelden van een aflopend delict worden genoemd. De witwashandelingen verbergen en verhullen (mits daaronder niet het verborgen of verhuld houden worden begrepen), verwerven, overdragen, omzetten en gebruik maken (zodra het gebruik is beëindigd) maken van witwassen een aflopend delicten. Zie Schmitz 2013, aantekening C.9 bij artikel 420bis Sr.
Behoudens de uitzonderingen genoemd in artikel 71 Sr.
De witwashandelingen verbergen en verhullen (mits daaronder het verborgen en verhuld houden worden begrepen), voorhanden hebben en gebruik maken (indien dat gebruik voortduurt) maken van witwassen een voortdurend delict. Zie Schmitz 2013, aantekening C.9 bij artikel 420bis Sr.
Zie De Hullu 2012, p. 134, Hazewinkel-Suringa 1996, p. 121.
Naar de wettelijke omschrijving kan degene die zich schuldig maakt aan witwassen worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vijfde categorie. Dit brengt met zich mee dat de vervolgingsverjaring ter zake na twaalf jaren intreedt.1 Op welk moment begint deze verjaringstermijn te lopen? Op grond van artikel 71 Sr vangt de termijn van verjaring aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Maar op welk moment is er sprake van een voltooid feit? Het antwoord op deze vraag is verschillend voor aflopende delicten en voortdurende delicten. Aflopende delicten worden voltooid in een enkele handeling of binnen een overzichtelijk tijdsbestek. Het gaat daarbij telkens om een doen of laten, of om het in het leven roepen van een bepaald gevolg.2 De verjaringstermijn vangt bij aflopende delicten aan op de dag volgende op die waarop het feit is gepleegd.3 Bij voortdurende delicten gaat het om het continueren van een verboden toestand. 4 De verjaringstermijn begint dan ook pas te lopen op de dag na die waarop aan het handhaven van deze toestand een einde is gekomen.5
Nu de Hoge Raad het verbergen en verhullen aanmerkt als voortdurende delicten, komt het recht tot strafvervolging – ten aanzien van de verdachte die vanuit zijn woonplaats het beheer voerde over buitenlandse banksaldi – dan ook niet te vervallen in twaalf jaren nadat het van misdrijf afkomstige geld op een buitenlandse bankrekening werd verborgen. Het recht tot strafvervolging vervalt in twaalf jaren nadat, bijvoorbeeld door een onderzoek van de politie, een einde is gekomen aan het verborgen houden van dit misdaadgeld.