De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/3.6:3.6 De hoofdlijnen uit de internationale regeling op een rij
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/3.6
3.6 De hoofdlijnen uit de internationale regeling op een rij
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS387833:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Nu ik de internationale ontwikkeling van de strafbaarstelling van witwassen in kaart heb gebracht, rijst de vraag welke grote lijnen daarin te ontdekken zijn. Allereerst kan een opmerking worden gemaakt over de handelingen die ten grondslag liggen aan het delict witwassen. Deze zijn ruim vormgegeven. De strafbaarstelling van witwassen heeft daardoor nog maar weinig te maken met het transformatieproces zoals dat in hoofdstuk 2 aan de orde kwam, maar vanuit het oogpunt van een effectieve bestrijding van witwassen is deze keuze goed te verklaren. Aan de hand van de drie typen witwashandelingen is het namelijk mogelijk om op elk moment in te grijpen in – en zelfs voorafgaand aan – een witwasproces. Ook de situaties waarin criminelen hun buit vermengen met legale opbrengsten of waarin zij deze proberen te verplaatsen naar het buitenland zijn immers onder de strafbaarstelling van witwassen begrepen.
Daarbij kan worden opgemerkt dat het toepassingsbereik van deze strafbaarstelling de afgelopen decennia steeds ruimer is geworden. Hieraan ligt een drietal oorzaken ten grondslag. In de eerste plaats moet worden gewezen op de toename van de categorie van gronddelicten. Waar met het Verdrag van Wenen louter werd gericht op het witwassen van de opbrengsten uit drugsmisdrijven, daar zijn de richtlijnen van de Europese Unie in beginsel van toepassing op het witwassen van de opbrengsten uit ieder ernstig strafbaar feit. De laatstgenoemde categorie is ruim vormgegeven en de mogelijkheden tot het maken van voorbehouden zijn beperkt. In de tweede plaats kan de toename van de reikwijdte van de strafbaarstelling worden verklaard door de mogelijkheid om deze uit te breiden met een schuldvariant. Daarmee is de strafbaarstelling van witwassen niet langer uitsluitend van toepassing op criminelen die met kennis van de criminele herkomst handelingen verrichten met het voorwerp in kwestie, maar ook op criminelen die overeenkomstig handelen terwijl zij deze herkomst hadden behoren te kennen. Tot slot moet worden opgemerkt dat de strafbaarstelling van witwassen ook van toepassing kan worden verklaard op de pleger van het gronddelict. Een internationale verplichting ter zake ontbreekt weliswaar en het Verdrag van Straatsburg biedt de lidstaten zelfs de mogelijkheid om een heler-stelerregel in de nationale regeling op te nemen. Dit neemt echter niet weg dat deze staten ook kunnen besluiten om iedere witwashandeling onder het bereik van de strafbepaling te brengen, ongeacht wie deze handeling verricht.
Een laatste observatie betreft de invalshoek van de strafbaarstelling van witwassen. Ook deze is ruimer geworden. Aanvankelijk vormde de genoemde strafbepaling een instrument in de strijd tegen de profijtgerichte criminaliteit. Kort gezegd kunnen criminelen via hun buit in verband worden gebracht met de door hen gepleegde misdrijven. Dit vereist echter wel dat de band tussen het wederrechtelijk verkregen vermogen en het onderliggende misdrijf intact blijft. Aan de hand van de strafbaarstelling van witwassen moet dan ook worden voorkomen dat criminelen de werkelijke herkomst van hun buit verhullen om daar vervolgens een ogenschijnlijk legale herkomst voor in de plaats te stellen. Op deze manier komen overigens niet alleen de plegers van het gronddelict in het vizier van politie en justitie. Uiteindelijk zijn zelfs de leidinggevende personen binnen criminele organisaties – die zich veelal verre houden van het plegen van misdrijven en die slechts het beheer voeren over het geld dat daarmee wordt verdiend – via het misdaadgeld in verband te brengen met de gepleegde misdrijven. Met de introductie van de witwasrichtlijnen van de Europese Unie blijft het doel dat met de strafbaarstelling van witwassen wordt nagestreefd niet langer beperkt tot de bestrijding van de onderliggende misdrijven. De genoemde richtlijnen zien namelijk primair op de bescherming van de financieel-economische integriteit. Het komt erop neer dat voorkomen moet worden dat misdaadgeld ongemerkt de legale economie kan bereiken. Als blijkt dat financiële instellingen worden gebruikt voor het witwassen van geld, dan kan dit namelijk leiden tot risico’s voor de soliditeit, integriteit en stabiliteit van deze instellingen en uiteindelijk tot schade voor de stabiliteit en de reputatie van de financiële sector als geheel. Het witwassen van misdaadgeld vormt zo bezien een bedreiging voor de interne markt en daar moet met behulp van een strafbaarstelling dan ook krachtig tegen worden opgetreden.
Uit de beschrijving van de internationale ontwikkeling van de strafbaarstelling van witwassen kan worden opgemaakt dat het toepassingsbereik van deze bepaling sinds 1988 – het jaar waarin met het Verdrag van Wenen voor het eerst werd voorzien in een internationale verplichting tot het strafbaar stellen van witwassen – flink is toegenomen. Verder is de invalshoek van deze bepaling ruimer geworden. Oorspronkelijk had deze strafbepaling louter de bestrijding van de profijtgerichte misdaad tot doel en gaandeweg is de bescherming van de financieel-economische integriteit daaraan toegevoegd. In de volgende hoofdstukken wordt bezien of deze bewegingen ook aan het licht komen in de Nederlandse situatie. Daarbij ga ik eerst op zoek naar de grenzen van de Nederlandse strafbaarstelling van witwassen, om vervolgens te onderzoeken met welk doel deze bepaling in Nederland wordt ingezet.