Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/4.3
4.3 Een analyse van de delictsbestanddelen in de strafbaarstelling van witwassen
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS389015:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Titel XXXA van het Wetboek van Strafrecht omvat naast deze strafbaarstelling een strafbaarstelling van gewoontewitwassen (artikel 420ter Sr), een strafbaarstelling van schuldwitwassen (artikel 420quater Sr) en een bepaling die de ontzetting uit bepaalde rechten regelt (artikel 420 quinquies Sr). Tussen witwassen en gewoontewitwassen bestaat een logische specialiteitsverhouding. De delictsomschrijving van gewoontewitwassen is gelijk aan die van witwassen behoudens één bestanddeel: de strafverzwarende omstandigheid dat van witwassen een gewoonte is gemaakt. Ook de delictsomschrijving van schuldwitwassen komt met uitzondering van één bestanddeel overeen met die van witwassen: hier is het evenwel de subjectieve gesteldheid die maakt dat beide bepalingen niet samenvallen. In het navolgende beperken we ons tot de bespreking van de delictsbestanddelen van artikel 420bis Sr, maar hetgeen wordt opgemerkt geldt in hoofdlijn dus ook voor de artikelen 420ter en 420quater Sr.
Nu ik inzicht heb in de achtergronden van de zelfstandige strafbaarstelling van witwassen, ga ik in deze paragraaf dieper in op de inhoud ervan. Bezien wordt wat de betekenis is van de diverse delictsbestanddelen in de genoemde strafbepaling. Daarbij beperk ik me tot de opzetvariant die is neergelegd in artikel 420bis Sr.1 De delictsomschrijving van artikel 420bis Sr luidt als volgt:
Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie:
hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.’
De delictsomschrijving van artikel 420bis Sr is het op eerste gezicht ruim vormgegeven. Deze omvat praktisch alle handelingen die ten aanzien van een voorwerp kunnen worden verricht. Waarin bestaat nu het verschil tussen witwassen en het verrichten van volstrekt legale handelingen ten aanzien van voorwerpen in het economische verkeer? Witwassen kan worden onderscheiden van de laatste door te wijzen op het zogenaamde schuldverband. Bij witwassen draait het namelijk telkens om het handelen met voorwerpen die van misdrijf afkomstig zijn, terwijl de witwasser van dit feit op de hoogte is. De kenmerkende bestanddelen zoals deze worden aantroffen bij de internationale definities van witwassen in hoofdstuk III, komen daarmee ook naar voren in de Nederlandse strafbaarstelling van witwassen. Het betreft een handeling ten aanzien van een voorwerp, met wetenschap omtrent de criminele herkomst van dit voorwerp. Tezamen vormen deze drie bestanddelen de strafbare gedraging witwassen.
In het navolgende staat de precieze betekenis is van de genoemde delictsbestanddelen centraal. Daarbij hanteer ik dezelfde volgorde als in het voorgaande hoofdstuk. Eerst wordt stilgestaan bij de verschillende witwashandelingen (§ 4.3.1). Vervolgens besteed ik aandacht aan de criminele herkomst van het wit te wassen voorwerp (§ 4.3.2). Tot slot komt de wetenschap omtrent deze criminele herkomst aan de orde (§ 4.3.3).
4.3.1 De witwashandelingen4.3.2 Een voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig uit enig misdrijf4.3.3 Wetenschap