De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/6.2.3:6.2.3 De uitleg van de Hoge Raad
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/6.2.3
6.2.3 De uitleg van de Hoge Raad
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS382969:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het genoemde arrest zag het hoogste rechtscollege zich voor het eerst voor de vraag gesteld of de bewezenverklaring van het onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ kan steunen op bewijsmiddelen die geen concreet misdrijf inhouden. Ten laste van de verdachte heeft het Hof onder meer bewezen verklaard dat hij op luchthaven Schiphol een contant geldbedrag van € 24.000 voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dit geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf. Deze bewezenverklaring steunt op een tweetal bewijsmiddelen die in het arrest van de Hoge Raad samengevat worden weergegeven:
‘Blijkens de bewijsmiddelen heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte pakketjes met bankbiljetten, tot in totaal € 24.000, onder zijn kleding had verborgen en in zijn kleding bij zich had, dat hij dacht dat het geld niet van eerlijk werken kwam omdat het zo’n groot bedrag was en van drugs of stelen afkomstig was, dat hij dit bedrag in opdracht van zijn opdrachtgever, van wie hij de eveneens bij hem aangetroffen drugs had gekregen, naar Bonaire moest brengen, waarbij de opdrachtgever zijn reis had geregeld en het ticket voor hem had gekocht en hem had opgedragen het geld te verbergen op zijn lichaam en het geld en de drugs op Bonaire af te geven aan een persoon die hem aan zijn kleding zou herkennen en in het geval hij zou worden gepakt niet te zeggen van wie het geld was.’1
Het Hof komt dus tot een bewezenverklaring op basis van louter circumstantialevidence, aangezien uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een onderliggend misdrijf.
De Hoge Raad stelt onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting dat de opvatting dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het voorwerp in kwestie afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf – voor onjuist moet worden gehouden.2 Volgens de Hoge Raad betekent dat ook dat niet uit de bewijsmiddelen hoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan.3 Daarmee formuleert de Hoge Raad een negatieve bewijsregel. Hij stelt namelijk vast welke mate van nauwkeurigheid niet noodzakelijk is voor de bewezenverklaring van het gronddelict.4 Nu het Hof kennelijk uit de bewijsmiddelen heeft afgeleid dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geldbedrag onder de gegeven omstandigheden – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig was, geeft dat oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is toereikend gemotiveerd en niet onbegrijpelijk.5
Dit arrest van de Hoge Raad is om een tweetal redenen van belang. Ten eerste wordt daarin bevestigd dat een veroordeling wegens witwassen ook mogelijk is in gevallen waarin een duidelijke band met het gronddelict ontbreekt. Dit betekent ook dat uit de bewijsmiddelen niet hoeft te worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf is begaan. Ten tweede maakt het arrest inzichtelijk wanneer in de praktijk komt vast te staan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. De Hoge Raad vertaalt de bewijsstandaard namelijk voor een concrete toepassing in de praktijk. Het bestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’ is vervuld wanneer het gezien de feiten en omstandigheden van het geval niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. De Hoge Raad introduceert daarmee een omgekeerde bewijsredenering.6 Kort gezegd kan de rechter bij het opsommen van de redengevende feiten en omstandigheden ingaan op de onwaarschijnlijkheid van de legale herkomst van het voorwerp. Voor het aannemen van een criminele herkomst is het feitelijk voldoende dat er meerdere elementen zijn die wijzen op de niet legale herkomst zoals het verstoppen van het voorwerp, het afleggen van leugenachtige verklaringen of het feit dat de verdachte geen of slechts een gering legaal inkomen geniet.7 In dit verband is het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009 illustratief.8 In deze zaak was bij de verdachte tijdens een tussenstop op weg naar Colombia een hoeveelheid papiergeld ter waarde van € 300.000 aangetroffen. Zij had het geld omwikkeld met carbonpapier in haar slippers geperst. Zij verklaarde het geld met prostitutie te hebben verdiend, maar op de door haar aangegeven werkplekken bleek zij onbekend. Verder reisde de verdachte op een recent afgegeven paspoort omdat zij haar oude paspoort kwijt geraakt zou zijn. Bij huiszoeking werd dit document echter aangetroffen, waarin van kaft tot kaft douanestempels van ‘drugsgerelateerde landen’ stonden. Tot slot onderhield zij contacten met verdachten uit een groot witwasonderzoek. Uit dit alles werd afgeleid dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig was en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.