Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/6.3.3
6.3.3 Gegevens van algemene bekendheid
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS384173:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Zie Corstens & Borgers 2014, p. 760, Nijboer 2011, p. 209-210.
HR 11 januari 2011, NJ 2011, 116 m.nt. Mevis, r.o. 3.2.1.
Zie Nijboer 2011, p. 83-84.
HR 27 april 2004, NJ 2004, 494 (in deze zaak was heling ten laste gelegd).
Zie Schaap 1999, p. 282.
Vgl. Nijboer 2011, p. 239-241.
Hof Den Haag 19 augustus 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5476.
Hof Leeuwarden 26 augustus 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR5801.
Hof Amsterdam 16 juli 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:BB1185.
Rb. Haarlem 19 februari 2004, ECLI:NL:RBHAA:2004:AO4855.
Zie Van Dorst 2012, p. 233-236.
Hof Amsterdam 1 juli 2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7281, Hof Amsterdam 22 februari 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BL6944. Anders: Hof Den Bosch 21 februari 2012, NJFS 2012, 92.
Zie Stevens 2012, p. 74-75.
HR 13 juli 2010, NJ 2010, 460.
HR 8 november 2011, NJ 2011, 531.
R.o. 2.4.
HR 13 juli 2010, NJ 2010, 460, r.o. 2.3.
Zie Stevens 2012, p. 71.
Zie Corstens & Borgers 2014, p. 761.
HR 11 januari 2011, NJ 2011, 116 m.nt. Mevis, r.o. 3.2.2.
Over het gebruik van gegevens van algemene bekendheid valt het nodige te zeggen. Uit artikel 339, lid 2 Sv volgt dat feiten en omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs behoeven. Het kan daarbij gaan om ervaringsregels of historische (reeksen van) gebeurtenissen.1 Kort gezegd gaat het om gegevens die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen of die zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen te achterhalen zijn.2 Wanneer de rechter dergelijke gegevens bezigt in de beraadslaging en later in de motivering van het bewijs, dan hoeven deze niet met wettige bewijsmiddelen te worden aangetoond. De achterliggende gedachte is dat processen eindeloos zouden worden in omvang en tijd indien alle relevante feitelijkheden in de volste zin van het woord zouden moeten worden bewezen.3
Wat is nu de praktische waarde van gegevens van algemene bekendheid voor het bewijs van witwassen? Een enkele keer kan de criminele herkomst van een voorwerp hieruit worden afgeleid. Zo achtte de Hoge Raad het een feit van algemene bekendheid dat een partij van 25 blanco Duitse rijbewijzen, in het bezit van een ander dan de bevoegde instanties, niet anders dan door misdrijf kan zijn verkregen.4 In de regel vormen gegevens van algemene bekendheid echter het sluitstuk van de bewijsconstructie. Alvorens de rechter tot een bewezenverklaring kan komen, zal hij er boven iedere twijfel van overtuigd moeten zijn dat het voorwerp in kwestie van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat ook wist. Hij verantwoordt deze overtuiging in zijn vonnis of arrest. Indien de rechter aan de hand van de beschikbare bewijsmiddelen niet kan voldoen aan zijn motiveringsplicht en hij toch de innerlijke overtuiging heeft dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is, dan kunnen gegevens van algemene bekendheid uitkomst bieden.5 Deze gegevens stellen hem namelijk in staat om het gat tussen de aanwezige bewijsmiddelen en de bewezenverklaring te dichten. Door gegevens van algemene bekendheid op te nemen in een nadere bewijsoverweging kan de sprong van de feiten – zoals opgenomen in de bewijsmiddelen – naar de bewezenverklaring worden gemaakt.6
Om wat voor feiten en omstandigheden gaat het nu in de praktijk? Een aantal voorbeelden ter illustratie. Zo wordt als feit van algemene bekendheid erkend dat een BMW een dure auto is die personen met een uitkering in beginsel niet kunnen betalen7 en dat het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid contant geld in een woning of auto grote risico’s met zich meebrengt en dat dit bovendien hoogst ongebruikelijk is in het geval dat het geld op legale wijze is verkregen.8 Verder blijkt het mogelijk om feiten van algemene bekendheid te stapelen. In het hierboven in paragraaf 6.2.2 besproken arrest van het Hof Amsterdam van 16 juli 2007 wordt gesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat vanuit Suriname en andere landen in Zuid- Amerika grote hoeveelheden cocaïne naar Nederland en elders in Europa worden vervoerd en dat in omgekeerde richting geldstromen bewegen die de opbrengst daarvan vertegenwoordigen. Voor beide activiteiten wordt veelvuldig gebruik gemaakt van luchthaven Schiphol.9 Een ander fraai voorbeeld volgt uit een vonnis van de rechtbank Haarlem:
‘Het is een feit van algemene bekendheid dat de oorsprong van de drugs die Nederland bereikt in overwegende mate in Colombia dient te worden gezocht. Voorts leert de ervaring dat in de handel in drugs zeer grote geldbedragen omgaan. Daarnaast is algemeen bekend dat de straatopbrengsten van de verkoop van drugs contant geld in kleinere coupures genereren.’10
De Hoge Raad beoordeelt in zijn rechtspraak slechts de begrijpelijkheid van de motivering van de feitenrechter. De vaststelling en de waardering van de feiten behoort tot de taken van de laatste.11 Dit geeft de feitenrechter in de eerste plaats veel vrijheid bij het definiëren van gegevens van algemene bekendheid. Dat hij daar in de praktijk ook daadwerkelijk gebruik van maakt blijkt aan de hand van het voorbeeld van contant geld. Zo bleek hierboven dat kleine coupures aanwijzingen geven voor een criminele herkomst. Maar datzelfde geldt voor grote coupures. Over biljetten van € 500 oordeelde het Hof Amsterdam dat het een feit van algemene bekendheid en vaste jurisprudentie is dat – nu de banken de genoemde biljetten na een kortstondige uitgifte in 2002 niet meer hebben uitgegeven – deze coupures nagenoeg uitsluitend (nog) in het criminele circuit worden gebruikt.12 Zo bezien is de verdachte die over veel contant geld beschikt dus al snel het haasje.
In de tweede plaats heeft de feitenrechter veel vrijheid bij het vaststellen en het presenteren van de relevante feiten en omstandigheden. Dit maakt dat het onderscheid tussen strafwaardig en niet-strafwaardig handelen soms tamelijk willekeurig oogt.13 Zo kan worden afgevraagd waarom algemeen bekend mag worden verondersteld dat sprake is van misdaadgeld wanneer een verdachte op luchthaven Schiphol wordt aangetroffen met aanzienlijke sommen contant geld verstopt in zijn kleding,14 terwijl een criminele herkomst niet zou blijken uit de omstandigheid dat een bedrag van ongeveer drieduizend euro in kleine coupures wordt aangetroffen in een washandje onder een broek op de verwarming in de slaapkamer van een persoon die een uitkering ontvangt.15 Met het oog op de omstandigheden waaronder de geldbedragen zijn aangetroffen is deze uitkomst opmerkelijk, maar dat beeld verandert wanneer de overige relevante feiten en omstandigheden in beide zaken nauwkeurig worden bezien. De verdachte in de laatstgenoemde zaak beschikte weliswaar over een bescheiden inkomen, een uitkering van € 700 tot € 750 per maand, maar op grond daarvan kan volgens de Hoge Raad niet zonder meer worden gesteld dat het aangetroffen geldbedrag van misdrijf afkomstig is.16 In de eerstgenoemde zaak bleek de verdachte evenwel niet in staat een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring over de herkomst van het geld te geven, zodat de rechter tot de conclusie kwam dat het niet anders kan zijn dat het van enig misdrijf afkomstig was.17
De rechter dient het gebruik van gegevens van algemene bekendheid voor het bewijs van witwassen dus kritisch te benaderen. Hij mag een gegeven niet zo maar als van algemene bekendheid aanmerken wanneer hij ervan overtuigd is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd maar hij tegelijkertijd op een bewijsprobleem stuit.18 Juist omdat feiten van algemene bekendheid geen bewijs behoeven en deze op de zitting niet ter sprake hoeven te worden gebracht, bestaat het gevaar dat de verdachte daarmee in het vonnis wordt overvallen.19 Tegen deze achtergrond is de rechter verplicht om – indien niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven – dit gegeven aan de orde te stellen tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Dit geeft alle procesdeelnemers de mogelijkheid zich hierover uit te spreken. Desgewenst kunnen zij een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt innemen waarop de rechter moet responderen wanneer hij dat standpunt passeert.20 Op deze manier wordt voorkomen dat het bewijs van het schuldverband op een ondoorzichtige wijze tot stand komt en het toepassingsbereik van artikel 420bis Sr nog verder toeneemt.