Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/8.5.1.2
8.5.1.2 Informatieverstrekking door private partijen
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS382982:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Wet van 28 september 2006, Stb. 2006, 475 (inwerkingtreding 1 januari 2007).
In artikel 1:1 van de Wft wordt een elektronischgeldinstelling gedefinieerd als: ‘degene die, geen bank zijnde, zijn bedrijf maakt van het ter beschikking verkrijgen van gelden in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven waarmee betalingen kunnen worden verricht ook aan anderen dan degene die het elektronisch geld uitgeeft’.
Zie afdeling 2.2.1a van de Wft.
Wet van 20 juni 2002, Stb. 2002, 347 (inwerkingtreding 1 september 2002).
Zie artikel 4 van het Besluit van 12 april 2003 houdende uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Besluit Bibob), Stb. 2003, 180.
Wet van 28 maart 2013, Stb. 2013, 125 (inwerkingtreding 1 juli 2013).
Wet van 15 juli 2008, Stb. 2008, 303 (inwerkingtreding 1 augustus 2008). Met deze wet wordt Richtlijn 2005/60/EG ‘tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme’ (hierna: de 3e Witwasrichtlijn) geïmplementeerd. De Wet identificatie dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Stb. 1993, 704 en Stb. 1993, 705), waarmee uitvoering werd gegeven aan de Richtlijn 1991/308/EEG en de Richtlijn 2001/97/EG (de 1e en de 2e Witwasrichtlijn), zijn kort daarvoor samengevoegd en ingetrokken.
Zie de hoofdstukken II en III van de Wwft. Ingevolge artikel 1, lid 2 Wwft is deze meldplicht evenwel niet van toepassing op de werkzaamheden die fiscale en juridische dienstverleners verrichten om de procespositie van hun cliënten te bepalen. Daar geldt namelijk het verschoningsrecht.
Zie de Bijlage indicatorenlijst bij het Uitvoeringsbesluit Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme van 15 juli 2008, Stb. 2008, 305.
Zie Speekenbrink 2013, p. 68-72.
Zie Stouten 2012, p. 4.
Wet van 20 december 2012, Stb. 2012, 686. Met deze aanpassing van de Wwft wordt een aantal tekortkomingen weggenomen die in 2010 in het kader van de derde evaluatieronde van de FATF zijn geconstateerd. Dit rapport van de FATF – aangenomen tijdens de plenaire vergadering op 25 februari 2011 in Parijs – is te raadplegen op de website van de FATF (www.fatf-gafi.org).
Zie artikel 16 Wwft.
Bij het signaleren van witwassen staan de politie en justitie niet alleen. Ook private partijen spelen hier een voorname rol. Alvorens ik de bijdrage van deze partijen bespreek, is het van belang op te merken dat in de praktijk verschillende barrières zijn opgeworpen om te voorkomen dat criminelen zelf een positie in de legale economie kunnen innemen die hen in staat stelt om hun buit van een ogenschijnlijk legale herkomst te voorzien.
Zo gelden op grond van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft)1 strenge eisen voor toetreding tot de financiële markten. Kort gezegd dienen bedrijven over een vergunning te beschikken alvorens zij in Nederland financiële diensten mogen verlenen. In het tweede hoofdstuk van de Wft staan de vergunningsvereisten voor de verschillende vormen van financiële dienstverlening opgesomd. Zou een crimineel bijvoorbeeld besluiten een elektronischgeldinstelling2 te openen, waarmee hij in staat is om zijn misdaadgeld ongemerkt naar het buitenland te verplaatsen, dan is een vergunning van De Nederlandse Bank (DNB) vereist. Daartoe dient hij onder meer aan te tonen dat de deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit binnen zijn onderneming zijn gewaarborgd.3 Verder zijn ook in het reguliere handelsverkeer maatregelen getroffen om te voorkomen dat bepaalde sectoren of branches worden misbruikt voor het witwassen van geld. Op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob)4 kunnen vergunningen worden geweigerd en ingetrokken wanneer ernstig gevaar bestaat dat deze mede (zullen) worden gebruikt om misdaadgeld te benutten of om nieuwe strafbare feiten te plegen. Daarmee kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat criminelen posities innemen in de horeca, coffeeshops en de prostitutie.5 Met de evaluatie- en uitbreidingswet Bibob6 neemt de reikwijdte van deze wet verder toe. De Wet Bibob is inmiddels onder meer van toepassing verklaard op vastgoedtransacties waarbij de overheid betrokken is en op de exploitatie van speelautomaten.
Deze voorbeelden laten zien dat maatregelen zijn getroffen om sectoren zuiver te houden die kwetsbaar zijn om voor witwassen te worden misbruikt. Criminelen zijn dan ook veelal aangewezen op de hulp van derden om hun criminele vermogen de legale economie binnen te sluizen. Met de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering (hierna: Wwft)7 wordt beoogd ook deze route af te snijden. In het kader van deze wet is aan verschillende private partijen – zoals banken, casino’s, advocaten, notarissen, makelaars in onroerend goed en handelaren in zaken van grote waarde – namelijk de rol van poortwachter toegekend. De aan de Wwft onderworpen instellingen zijn verplicht onderzoek te verrichten naar hun cliënten en transacties met een ongebruikelijk karakter te melden aan FIU-Nederland. 8 De ongebruikelijkheid van een transactie wordt daarbij vastgesteld aan de hand van objectieve en subjectieve indicatoren.9 In hoofdlijnen ziet de eerstgenoemde categorie op transacties boven een bepaald grensbedrag – zoals contante stortingen van € 15.000 of meer – en transacties met (rechts-) personen die zijn gevestigd in landen die als onaanvaardbaar risico voor witwassen en terrorismefinanciering gelden. Bij de laatstgenoemde categorie draait het om transacties waarbij de meldingsplichtige instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kunnen houden met witwassen of terrorismefinanciering. Het gaat dan bijvoorbeeld om transacties die niet passen in het normale handelingspatroon van de cliënt of om transacties waarbij een economisch doel lijkt te ontbreken.10 FIU-Nederland verzamelt, registreert, bewerkt en analyseert vervolgens de gegevens van deze ongebruikelijke transacties. Daar waar de ongebruikelijke transacties verdacht kunnen worden verklaard, ontstaat informatie die gebruikt kan worden door de opsporingsautoriteiten. Met het doormelden van verdachte transacties verschaft FIU-Nederland belangrijke aangrijpingspunten op basis waarvan opsporingsonderzoeken naar witwassen kunnen worden gestart. Daarnaast kan de aangeleverde informatie natuurlijk ook worden gebruikt binnen lopende onderzoeken.
Met de witwasmeldplicht wordt dus zowel een preventief als een repressief doel gediend.11 Het eerste doel is om zo veel mogelijk te voorkomen dat dienstverleners in het financiële en het handelsverkeer betrokken raken bij witwasprocessen. De meldplicht verhoogt het bewustzijn onder hen dat zij door hun cliënten voor witwasdoeleinden kunnen worden misbruikt en dit zal potentiële witwassers afschrikken.12 Het tweede doel is door meldingen van ongebruikelijke transacties de opsporing van witwassen te vergemakkelijken. De genoemde meldingen zorgen namelijk voor een versterking van de informatiepositie ten behoeve van de opsporing en vervolging.
Met ingang van 1 januari 2013 is de Wwft op enkele belangrijke punten gewijzigd.13 Zo is de kring van meldingsplichtige instellingen uitgebreid met onder andere elektronischgeldinstellingen en taxateurs van onroerende zaken. Verder zijn de eisen voor het te verrichten cliëntenonderzoek aangescherpt. Kort gezegd dienen de meldingsplichtige instellingen alert te zijn op het gebruik van stromanconstructies. Om die reden dienen zij de uiteindelijk belanghebbende te identificeren en zeggenschapsstructuren binnen rechtspersonen te doorgronden. Tot slot is de meldingsplicht uitgebreid. Deze meldingsplicht is niet langer uitsluitend van toepassing op de werkzaamheden die de instelling ten behoeve van haar cliënt verricht. Er ontstaat ook een meldingsplicht wanneer de instelling kennisneemt van ongebruikelijke transacties die in een eerder stadium hebben plaatsgevonden. Anders geformuleerd: een causaal verband tussen de ongebruikelijke transactie en de werkzaamheden van de instelling ten behoeve van de cliënt is niet langer vereist. Verder bestaat er inmiddels een meldingsplicht indien het cliëntenonderzoek niet tot het gewenste resultaat leidt en er indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of het financieren van terrorisme.14 Kortom: met de genoemde wijzigingen van de Wwft wordt de informatiepositie ten behoeve van de opsporing en vervolging van witwassen verder versterkt.