Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/1.1
1.1 Onderzoeksonderwerp
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS389013:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Stb. 2001, 606.
Zie de artikelen 420ter, 420quater en 420quinquies Sr.
Verrest 2006, p. 46-47.
Zoals voor heling waaronder witwassen voorafgaand aan de introductie van de zelfstandige strafbaarstelling werd vervolgd.
Diepenmaat 2004.
Zie onder meer het regeerakkoord Samen Werken, Samen Leven, Kamerstukken II 2006-2007, 30 891, nr. 4, p. 33 en het regeerakkoord Bruggen Slaan, Kamerstukken II 2012-2013, 33 410, nr. 15, p. 26.
Algemene Rekenkamer 2014, p. 11.
HR 18 februari 2014, RvdW 2014, 394.
NRC Handelsblad 3 december 2014.
Zie bijvoorbeeld HR 27 september 2005, NJ 2006, 473 en Het Parool 18 oktober 2010.
Soudijn 2010, p. 18-30.
HR 5 september 2006, NJ 2006, 612, m.nt. Borgers.
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen is van relatief recente datum. Op 14 december 2001 werd titel XXXA ingevoegd in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).1 Witwassen is in artikel 420bis Sr – eenvoudig weergegeven – omschreven als het verhullen van de herkomst van voorwerpen, dan wel het verwerven, voorhanden hebben, overdragen of gebruiken van voorwerpen met de wetenschap dat deze onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. Naast het verbod van het opzettelijk witwassen, omvat titel XXXA een verbod van gewoontewitwassen en schuldwitwassen en tevens biedt deze de mogelijkheid om verdachten bij een veroordeling ter zake te ontzetten van bepaalde rechten.2
De witwasbepalingen traden in werking kort voorafgaand aan de euroconversie aan het begin van het jaar 2002. Tijdens deze omwisseloperatie werd ruim 2.300.000 euro in beslag genomen en werden 64 personen op verdenking van witwassen aangehouden. Met de vervolging van deze verdachten liep het echter minder voorspoedig en het aanvankelijke enthousiasme over de nieuwe witwasbepalingen sloeg om in teleurstelling.3 Vanuit de politie werd een warm pleidooi gehouden voor een omkering van de bewijslast en verder werd geopperd de verdachten dan maar te vervolgen voor andere strafbare feiten.4 Het Ministerie van Justitie en het OM besloten daarop begin 2004 in samenwerking met het KLPD-NRI een geïmproviseerd onderzoek te doen naar witwasuitspraken in eerste aanleg.5 Het beeld dat uit dit onderzoek naar voren kwam, stond haaks op de negatieve stemming in de praktijk. De rechtbanken bleken in hoofdzaak wel degelijk tot veroordelingen te komen. Kort gezegd stonden de reikwijdte van de strafbaarstelling en de geldende bewijsvereisten niet in de weg aan een veroordeling wegens witwassen. In de weinige zaken waarin dit niet lukte, bleek er veelal sprake van een povere onderbouwing van de tenlastelegging.
In de jaren die volgden werd de noodzaak van de bestrijding van financieel-economische criminaliteit – waaronder witwassen is begrepen – vanuit de politiek met regelmaat benadrukt.6 Het aantal witwaszaken dat bij het OM werd aangebracht nam jaarlijks toe. Zo werd witwassen in het jaar 2004 meer dan tweehonderd maal ten laste gelegd en dat aantal is in het jaar 2012 – het laatste jaar waarover gegevens beschikbaar zijn – opgelopen tot ruim vijftienhonderd.7 Uit berichten in de media en de gepubliceerde rechtspraak blijkt dat de strafbaarstelling van witwassen wordt ingezet in sterk uiteenlopende situaties. Het gaat bijvoorbeeld om het geval waarin een zakenman een miljoenenbedrag accepteert terwijl hij op de hoogte is van het feit dat dit geld deels van misdrijf afkomstig is8, of het geval waarin een bestuursvoorzitter van een woningcorporatie zich ten koste van zijn werkgever wederrechtelijke heeft verrijkt.9Artikel 420bis Sr wordt echter ook ingezet tegen verdachten die beschikken over onverklaarbaar vermogen zoals grote contante geldbedragen of luxe voertuigen10 en tegen de vrouwelijke levenspartners van criminelen die zich dankzij de criminele activiteiten van hun man een uitbundige levensstijl kunnen permitteren.11 Zelfs de weduwe van een veroordeelde drugscrimineel ontsnapt niet aan een veroordeling wegens witwassen op het moment dat zij optreedt als wettelijk vertegenwoordigster van een minderjarige erfgenaam en zij de feitelijke zeggenschap over de nalatenschap uitoefent.12
Ruim een decennium na de introductie van de strafbaarstelling van witwassen is de vraag dan ook niet langer of deze te beperkt is vormgegeven. De vraag luidt juist waar bij witwassen de grenzen van strafrechtelijke aansprakelijkheid moeten worden getrokken en welk doel met deze strafbepaling wordt nagestreefd.