Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/8.2.1
8.2.1 Een verhoging van de geldende strafmaxima
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS385386:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken II 2012-2013, 33 685, nr. 3, p. 7. Daarbij benadrukt de minister dat hij reeds eerder aan de Tweede Kamer heeft aangegeven een voorstander te zijn van strafverhoging. Vgl. Kamerstukken II 2011-2012, 29 911, nr. 60, p. 21.
Kamerstukken II 2012-2013, 33 685, nr. 3, p. 7-8.
Borgers & Kooijmans 2013, p. 603.
Kamerstukken II 1999-2000, 27 159, nr. 3, p. 18. In dit rechtsvergelijkende overzicht wordt niet gesproken van het Verenigd Koninkrijk, maar van Engeland en Wales. Verder zijn daarin de geldende strafmaxima voor witwassen in België en Denemarken verwerkt.
Kamerstukken II 1999-2000, 27 159, nr. 3, p. 18. Zie verder: Kamerstukken II 2000-2001, 27 159, nr. 5, p. 19.
Kamerstukken II 1999-2000, 27 159, nr. 3, p. 18-19.
Kooijmans & Borgers 2012, p. 698.
Zie § 7.2 en § 7.3.
Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht inzake het Wetsvoorstel verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit, 24 juli 2012, p. 2. Zie www.advocaten.advocatenorde.nl.
Kamerstukken II 1999-2000, 27 159, nr. 3, p. 17; Kamerstukken II 2000-2001, 27 159, nr. 5, p. 8-9.
Vgl. artikel 307, lid 1 Sr.
Vgl. Kooijmans & Borgers 2012, p. 699.
Toegespitst op de strafbaarstelling van witwassen is met de wetswijziging gehoor gegeven aan de wens van het OM de strafmaxima voor witwasfeiten te verhogen.1 Kort gezegd is het strafmaximum op de opzettelijke variant (artikel 420bis Sr) verhoogd van vier jaren tot zes jaren gevangenisstraf. Verder is de strafdreiging ten aanzien van gewoontewitwassen (artikel 420ter Sr) verhoogd van zes jaren naar acht jaren. Ten slotte is het strafmaximum ten aanzien van schuldwitwassen (artikel 420quater Sr) verdubbeld tot twee jaren gevangenisstraf.
In de Memorie van Toelichting bij deze wijzigingswet worden de genoemde strafverhogingen gerechtvaardigd aan de hand van een summier overzicht van de geldende strafmaxima voor witwassen in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland.2 Uit dit overzicht blijkt dat de strafmaxima in de genoemde landen op onderdelen hoger liggen, maar niet over de gehele linie. De straftoemetingspraktijk in deze landen blijft echter onbesproken en verder wordt geen aandacht besteed aan eventuele verschillen in executiemodaliteiten. Borgers en Kooijmans stellen dan ook terecht dat het rechtsvergelijkende overzicht nauwelijks een argument oplevert ten gunste van verhoging van de strafmaxima.3 Hieraan kan worden toegevoegd dat de minister in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel voor een zelfstandige strafbaarstelling van witwassen vrijwel hetzelfde rechtsvergelijkende overzicht presenteerde – waarbij in de genoemde landen destijds exact dezelfde strafmaxima golden als vandaag – en dat hij daaraan juist een argument ontleende voor de huidige strafmaxima.4 De minister stelde namelijk dat de gekozen strafposities – vier jaren voor witwassen, zes jaren in geval van gewoontewitwassen en één jaar bij schuldwitwassen – in een redelijke verhouding staan tot de strafposities in de ons omringende landen, mede gelet op de Nederlandse traditie van een gematigd strafmaat- en straftoemetingsbeleid.5 Verder wordt aan de hand van de Memorie van Toelichting bij de wijzigingswet niet duidelijk waarom het eigenlijk van belang is om de Nederlandse strafmaxima beter te laten aansluiten op de geldende strafmaxima in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland. Bij de totstandkoming van de zelfstandige strafbaarstelling van witwassen stelde de minister dat een lager strafmaximum er naar verwachting niet toe zou leiden dat internationaal opererende witwassers naar Nederland zouden uitwijken.6 In de Memorie van Toelichting bij de wijzigingswet worden vervolgens geen voorbeelden gegeven waaruit het tegendeel blijkt, waarmee de noodzaak voor een verhoging van de strafmaxima lijkt te ontbreken.
Voorts is het opvallend dat de noodzaak voor deze forse strafverhogingen – uiteenlopend van een derde voor opzetwitwassen tot zelfs een verdubbeling voor schuldwitwassen – ook niet wordt toegelicht aan de hand van knelpunten in de praktijk. Zo blijkt niet van strafzaken waarin complexe witwasconstructies zijn toegepast en waarbij de plegers ervan wegkwamen met evident onbevredigende straffen.7 Ook vanuit de rechtspraak klinkt geen roep om strafverhoging omdat rechters bij de bestraffing van witwassen tegen de grenzen van het strafmaximum oplopen. Sterker, in de praktijk zijn relatief lage straffen meer regel dan uitzondering. Hierboven bleek dat het in het overgrote deel van de gevallen gaat om de plegers van gronddelicten die hun buit bewaren of deze aanwenden voor een luxe levensstijl en om personen die de beschikking hebben over onverklaarbaar vermogen.8 Het gaat derhalve niet om zaken waarin listige kunstgrepen worden toegepast om misdaadgeld ongemerkt de legale economie binnen te loodsen en dat lijkt tot uitdrukking te komen in de opgelegde straffen. Volgens de Adviescommissie Strafrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten wordt met het invoeren strafverzwaringen dan ook slechts symboolpolitiek bedreven. Daarmee wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat witwassen daardoor beter kan worden aangepakt.9
De verhoging van de strafmaxima blijft echter niet zonder gevolgen. Bij de totstandkoming van de strafbaarstelling van witwassen werd benadrukt dat voor de delicten die zijn opgenomen in de artikelen 420bis en 420quater Sr dezelfde straf geldt als voor opzetheling respectievelijk schuldheling. Nog afgezien van de vraag naar de rechtvaardiging voor een verschil in strafmaat, werd daarmee beoogd te voorkomen dat de rechter de voor de verdachte gunstiger helingsbepalingen zou toepassen. Teneinde duidelijkheid te verschaffen over de verhouding tussen heling en witwassen werd besloten dat de hoogte van de straffen voor beide delicten gelijk behoort te zijn.10 Met de inwerkingtreding van de wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel- economische criminaliteit is een einde gekomen aan deze gelijkstelling, maar in het midden blijft waarom witwassen strafwaardiger is dan heling. Ook de verhouding tot andere delicten in het Wetboek van Strafrecht is echter ingrijpend gewijzigd. Zo is het strafmaximum voor schuldwitwassen inmiddels gelijk aan dat voor dood door schuld.11 Met het oog op de strafverhoging ten aanzien van schuldwitwassen snijden Kooijmans en Borgers een interessant punt aan.12 In de Memorie van Toelichting stelt de minister dat deze gedraging in de praktijk veel dichter tegen het opzettelijk witwassen aan ligt dan in de strafbedreiging tot uitdrukking komt en daarom acht hij een verdubbeling van het geldende strafmaximum op zijn plaats.13 Op de onderlinge verhouding tussen opzet (waarbij de verdachte handelingen verricht wetende dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is) en culpa (waarvan sprake is wanneer de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een dergelijk voorwerp betrof) gaat hij echter niet in. De minister maakt op geen enkele manier aannemelijk dat de verwijtbaarheid in deze een verhoging van de maximumstraf met 100% rechtvaardigt.