De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/4.1.1:4.1.1 Achtergrondschets
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/4.1.1
4.1.1 Achtergrondschets
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS382959:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Wet van 9 oktober 1991, Stb. 1991, 520 (inwerkingtreding 1 februari 1992).
Kamerstukken II 1989-1990, 21 565, nr. 3, p. 2.
Groenhuijsen & Van der Landen 2000, p. 993.
Zie bijvoorbeeld HR 7 februari 1978, NJ 1978, 661, HR 27 september 1994, NJ 1995, 65 en HR 11 maart 2003, NbSr 2003, 172.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In Nederland werd witwassen aanvankelijk onder de herziene helingsbepalingen van de artikelen 416 tot en met 417bis van het Wetboek van Strafrecht geschaard.1 In de wetsgeschiedenis van de Wet van 9 oktober 1991, houdende aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met voorzieningen ten behoeve van de bestrijding van heling, wordt echter nauwelijks aandacht besteed aan (de bestrijding van) witwassen. De herziening van de helingsbepalingen staat eenvoudigweg volledig in het teken van een doelmatiger bestrijding van de onderliggende vermogenscriminaliteit. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel merkt de minister van Justitie enkel op dat met de voorgestelde ruime delictsomschrijving van heling ook wordt voldaan aan de in internationaal verband geuite wens in actie te komen tegen het witwassen van vermogens die verkregen zijn uit de handel in verdovende middelen.2 In vragen als wat witwassen is en waarom witwassen bestreden dient te worden, heeft de minister zich blijkens de wetsgeschiedenis niet verdiept. Vrij vertaald is aan de herziene helingsbepalingen een dusdanig ruim bereik toegekend dat de afzonderlijke witwashandelingen doorgaans een door de helingsbepalingen verboden gedraging opleveren. De strafbaarstelling van witwassen onder de herziene helingsbepalingen berust dan ook op een pragmatische keuze. In 1991 kon zo met de reeds voorgenomen verruiming van de helingsbepalingen in één klap worden voldaan aan de internationale wens om op te treden tegen het witwassen van geld.3
Door witwassen onder het bereik van de strafbaarstelling van heling te brengen, wordt witwassen evenwel volledig in de sleutel van de begunstiging geplaatst. Het verwijt dat een heler gemaakt wordt, is dat hij het misdrijfgoed na het voltooien van het gronddelict overneemt van de pleger van het gronddelict. Daarmee bevordert de heler de onderliggende criminaliteit, want ‘de heler maakt de steler.’4 Het is echter vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat de pleger van het gronddelict zich niet tevens schuldig kan maken aan de heling van de uit dat gronddelict verkregen goederen.5 Heling is namelijk een begunstigingsmisdrijf, hetgeen impliceert dat het gronddelict door een derde moet zijn begaan. Het begunstigingskarakter van heling staat dus in de weg aan een vervolging op grond van artikel 416 e.v. Sr indien het feit een handeling betreft met de opbrengsten die van eigen misdrijf afkomstig zijn. Door de strafbaarstelling van witwassen onder de verruimde helingsbepalingen te scharen, heeft de wetgever tevens de heler-stelerregel voor lief genomen. Dit betekent dat de pleger van het gronddelict die zijn eigen opbrengsten in een witwastraject brengt voor dat laatste niet kan worden gestraft.