WFR 2020/69
De crisismaatregelen: leuker kunnen we het niet maken, makkelijker wel
Mr. L. van der Voort, datum 08-04-2020
- Datum
08-04-2020
- Auteur
Mr. L. van der Voort1
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS195486:1
- Vakgebied(en)
Corona (V)
Invordering / Algemeen
Invordering / Aansprakelijkheid
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Fiscaal bestuursrecht / Boete
Fiscaal bestuursrecht / Rente
Voetnoten
Voetnoten
Werkzaam als belastingadviseur bij Meijburg & Co.
Door het RIVM aangeduid als SARS-CoV-2 en door de WHO aanvankelijk aangeduid als 2019-nCoV maar later als COVID-19. In deze bijdrage zal ik de maatschappelijk gangbare term ‘coronavirus’ gebruiken.
Brief van minister Bruins aan de Tweede Kamer van 27 februari 2020 met kenmerk 1656241-202702-PG.
Brief van minister Bruins aan de Tweede Kamer van 12 maart 2020 met kenmerk 1662780-203180-PG. Deze maatregelen werden vervolgens op 23 maart aangescherpt, zie persbijeenkomst van minister-president Rutte en ministers De Jonge, Grapperhaus en Van Rijn op 23 maart 2020.
Verzoek bij regeling van werkzaamheden d.d. 10 maart 2020 – H. Nijboer, Tweede Kamerlid, Brief van de Minister van Financiën over de noodzakelijke maatregelen om de economische gevolgen van het coronavirus te beperken, nr. 2020Z04675.
Brief van ministers Wiebes, Hoekstra en Koolmees aan de Tweede Kamer van 12 maart 2020 met kenmerk CE-AEP/20072624.
Brief van ministers Wiebes, Hoekstra en Koolmees en staatssecretarissen Keijzer en Vijlbrief aan de Tweede Kamer van 17 maart 2020 met kenmerk CE-AEP/20077147.
Brief van staatssecretaris Vijlbrief aan de Tweede Kamer van 19 maart 2020.
De brieven van 12, 17 en 19 maart verwijzen consequent naar de loonbelasting. De teksten op de website van de Belastingdienst spreken over ‘loonheffingen’, zodat — logischerwijs — ervan mag worden uitgegaan dat ook voor alle loonheffingen uitstel van betaling kan worden verkregen. Onduidelijk is vooralsnog of uitstel van betaling ook voor andere belastingen, zoals de BPM, verkregen kan worden.
Een echte crisismaatregel is dit niet, nu het onder normale omstandigheden ook mogelijk is om een verlaging van de voorlopige aanslag aan te vragen indien een lagere winst verwacht wordt. Wellicht dat er als onderdeel van de crisismaatregelen soepeler wordt omgesprongen met de eventuele beoordeling van het verzoek.
Om uitvoeringstechnische redenen werd het niet mogelijk geacht het rentetarief naar nihil te verlagen.
Bijvoorbeeld het op 26 maart 2020 door de Douane bekendgemaakte pakket, de versoepeling van de WW-premiedifferentiatie regeling en de mogelijkheid tot verlaging van de voorlopige aanslagen (gemeentelijke) toeristenbelasting.
Bijvoorbeeld op basis van een winst- of cashflow-prognose.
Zie art. 25.1.3 en art. 25.4.1 Leidraad Invordering 2008.
Zie art. 25.6.1 Leidraad Invordering 2008.
Zie art. 25.6.2 Leidraad Invordering 2008.
Zie art. 2.5.6.2a Leidraad Invordering 2008.
Zie art. 25.1.1 Leidraad Invordering 2008.
Zie bijvoorbeeld de brief van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs van 17 maart 2020, ‘Corona maatregelen’.
Het is onduidelijk of de befaamde IT-systemen van de Belastingdienst verzuimboeten achterwege (kunnen) laten indien niet aan de betaaltermijn is voldaan.
Zie in dat kader bijvoorbeeld de brief van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs van 26 maart 2020, ‘Corona maatregelen: uitstel van betaling, btw en loonheffingen’ en de gezamenlijke brief van de NBA, NOAB, RB en SRA van 25 maart 2020, ‘Verzoek tot vereenvoudiging procedure uitstelregeling afdrachtbelastingen (in het kader van de coronacrisis)’.
Uit art. 36.4.2 Leidraad Invordering 200 blijkt immers al dat ‘Niet voorzienbare gebeurtenissen niet voor rekening van de bestuurder [komen]’. Het staat buiten kijf dat we te maken hebben met dergelijke niet voorzienbare gebeurtenissen.
Of wordt de verzuimboete op de naheffingsaanslagen vervangen door een vergrijpboete.
In deze bijdrage bespreekt de auteur de in het kader van het coronavirus ingevoerde crisismaatregelen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de regeling voor bijzonder uitstel van betaling ten aanzien waarvan enkele handreikingen worden gedaan om de regeling beter toepasbaar te maken.
1 Inleiding
In december 2019 brak in de Chinese regio Wuhan een nieuw coronavirus2 uit, vermoedelijk op een markt voor (wilde) dieren. Het virus is zeer besmettelijk, kan ernstige longaandoeningen veroorzaken en kan dodelijk zijn. In januari van dit jaar verspreidde het virus zich naar China’s buurlanden en naar de rest van de wereld. In Nederland werd de eerste coronabesmetting vastgesteld op 27 februari 2020.3 Na de aankondiging van diverse regionale maatregelen en de oproep van de minister-president op 9 maart 2020 om onder andere te stoppen met handen schudden, maakte het kabinet op 12 maart 2020 landelijk geldende (additionele) maatregelen bekend om de verdere verspreiding van het virus te beperken.4 Sinds 12 maart 2020 werkt een groot deel van de Nederlanders vanuit huis, zijn evenementen afgelast en is toiletpapier (blijkbaar) waardevoller dan goud. Op diezelfde dag maakte het kabinet, naar aanleiding van een verzoek daartoe5 economische maatregelen bekend met betrekking tot het coronavirus.6 Bij brieven van 17 maart 2020 (het ‘Noodpakket banen en economie’)7 en 19 maart 20208 zijn die economische maatregelen uitgebreid en/of versoepeld.
De verspreiding van het coronavirus en de daartegen getroffen maatregelen hebben een enorme impact op alle Nederlanders. De gevolgen voor de Nederlandse economie, ondernemers en ondernemingen zijn enorm en zullen zich naar verwachting nog lang doen voelen. Het is daarom dat het kabinet een breed scala aan economische maatregelen heeft getroffen. Een aantal van deze economische maatregelen is van fiscale aard.
Met het doel liquiditeitsproblemen het hoofd te kunnen bieden, werd de mogelijkheid tot het verzoek om bijzonder uitstel van betaling in de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting9 in het leven geroepen voor ondernemers die door de coronacrisis worden getroffen. Invorderingsmaatregelen worden stilgezet zodra het verzoek om uitstel door de Belastingdienst is ontvangen en mogelijke verzuimboeten voor het niet (tijdig) betalen van de verschuldigde belasting worden achterwege gelaten of teruggedraaid.
Daarnaast gaf het kabinet aan dat ondernemers die een lagere winst verwachten door de coronacrisis een verzoek tot verlaging van de voorlopige aanslag kunnen indienen dat vervolgens door de Belastingdienst zal worden ingewilligd.10 Ook werd met ingang van 23 maart 2020 de invorderingsrente tijdelijk verlaagd naar 0,01% en wordt de belastingrente met ingang van 1 juni 2020 (1 juli 2020 ten aanzien van de inkomstenbelasting) tijdelijk ook verlaagd naar 0,01%.11 Naast deze coronagerelateerde maatregelen is er nog een aantal andere tegemoetkomingen bekendgemaakt, maar die gaan de reikwijdte van deze bijdrage te buiten.12
In deze bijdrage ligt de focus op de verruimde regeling tot uitstel van betaling; dit is de crisismaatregel die op de meeste ondernemers en ondernemingen van toepassing zal zijn. Daartoe wordt in onderdeel 2 eerst aandacht besteed aan de reguliere uitstelregeling alvorens in onderdeel 3 de bijzondere uitstelregeling, haar totstandkoming en haar voorwaarden aan de orde komen. In onderdeel 4 wordt beschouwd of deze crisismaatregel effectief is, komen enkele onduidelijkheden aan bod en worden enige handreikingen gegeven om de regel (nog) beter toepasbaar te laten zijn. Deze bijdrage wordt afgesloten met een korte conclusie in onderdeel 5. Deze bijdrage is eind maart tot stand gekomen waardoor er logischerwijs geen rekening is gehouden met ontwikkelingen ten aanzien van dit onderwerp in de periode tussen de totstandkoming en het ter perse gaan ervan.
2 Regulier uitstel van betaling
De materiële belastingschuld ten aanzien van aanslagbelastingen (zoals de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting) ontstaat op het einde van het tijdvak en wordt vervolgens geformaliseerd door vaststelling en bekendmaking van een (of meerdere) voorlopige aanslag(en) gevolgd door de definitieve aanslag.13 Vanaf dat moment heeft de belastingplichtige een (afdwingbare) betalingsverplichting. De aldus vastgestelde belastingschuld is vervolgens zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet invorderbaar.14
Bij aangiftebelastingen (zoals de loonbelasting en de omzetbelasting) ontstaat de materiële belastingschuld aan het einde van het tijdvak of op het moment dat het belastbare feit zich voor doet (voor tijdstipbelastingen zoals de overdrachtsbelasting). De belastingplichtige (of inhoudingsplichtige) dient de belastingschuld die uit de aangifte volgt binnen een maand na het eind van het tijdvak waarop de belasting betrekking heeft, respectievelijk na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, te betalen.15 Blijft de betaling uit dan zal er, naar het bedrag van de verschuldigde belasting zoals uit de aangifte volgt, een naheffingsaanslag16 worden vastgesteld en bekendgemaakt. Dit is het moment dat de (afdwingbare) betalingsverplichting ontstaat. De aldus vastgestelde belastingschuld is vervolgens veertien dagen17 na de dagtekening van het aanslagbiljet invorderbaar.
Als de belastingschuld eenmaal vaststaat en invorderbaar is, kan de ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden, aan een belastingschuldige voor een bepaalde tijd uitstel van betaling verlenen.18 Gedurende deze periode worden geen invorderingsmaatregelen getroffen. Als uitgangspunt geldt dat, om uitstel van betaling te verkrijgen, de belastingschuldige daartoe een schriftelijk verzoek indient bij de ontvanger en dat — in de regel — doet vóórdat de betalingstermijn is verlopen. De Leidraad Invordering 2008 (hierna: de Leidraad) geeft het beleid dat de ontvanger bij de beoordeling op het verlenen van uitstel hanteert.19 De Leidraad gaat uit van een vijftal gronden voor uitstel, waarvan in het kader van deze bijdrage ‘uitstel in verband met betalingsproblemen’ en ‘betalingsregeling voor ondernemers’ de meest relevante zijn.20 Zo volgt uit de Leidraad dat uitstel van betaling bijvoorbeeld niet wordt verleend indien de berekende betalingscapaciteit21 zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden of wanneer de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling volgens de ontvanger geen uitkomst zal bieden.22 En zijn betalingsproblemen de reden voor het uitstelverzoek, dan mag de ontvanger — in afwijking van de bepaling dat er geen invorderingsmaatregelen worden getroffen — wel overgaan tot verrekening van belastingteruggaven met de openstaande belastingschuld(en) van de belastingschuldige.23
Bij een positieve beslissing op het uitstelverzoek wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de uitstelperiode zo kort mogelijk zal zijn en in de regel niet langer dan twaalf maanden kan duren.24 De Belastingdienst wil natuurlijk niet als financier dienen voor betalingsonmachtigen. Daarnaast betaalt het leeuwendeel van de belastingplichtigen netjes en op tijd hun belastingschulden; bij de zakelijke belastingen (zoals de omzet- en loonbelasting) zou dat concurrentieverstorend werken. De ontvanger verbindt voorwaarden aan het uitstel. Naast de betalingsregeling, waarbij termijnbedragen overeen worden gekomen die gerelateerd zullen zijn aan de hierboven genoemde betalingscapaciteit, zijn de standaardvoorwaarden dat er voor nieuwe belastingaanslagen geen betalingsachterstand mag ontstaan en dat er zekerheid dient te worden gesteld.25 Echter, indien een ondernemer door overmacht in tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen, kan er voor een langere periode uitstel worden verleend of kan de zekerheidstelling achterwege blijven.26 De belastingschuldige dient in dat geval, aan de hand van een deskundigenverklaring, aannemelijk te maken dat het gaat om werkelijke betalingsproblemen die van tijdelijke aard zijn, op een bepaald tijdstip zullen worden opgelost en dat de onderneming (desalniettemin) levensvatbaar is. Belangrijk te weten is dat gedurende de behandeling van het verzoek tot uitstel de ontvanger handelt overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek is toegewezen.27
Deze reguliere procedure is voor de gemiddelde belastingschuldige bepaald geen sinecure en het moge duidelijk zijn dat die procedure in tijden van crisis waarbij acute liquiditeitsproblemen ontstaan niet (snel genoeg) het gewenste effect sorteert. Het gaat er dan immers om dat ondernemers direct ademruimte wordt geboden zonder daar veel (administratieve) voorwaarden en procedures aan te verbinden. Aan de andere kant dient er ook voor te worden gewaakt dat een crisisregeling dusdanig ruim is dat ook belastingschuldigen die niet in liquiditeitsproblemen verkeren toegang krijgen; in dergelijke gevallen fungeert de staat, ongewild, als financier.
3 Bijzonder uitstel van betaling
De mogelijkheid tot het verkrijgen van bijzonder uitstel van betaling in het kader van de coronacrisis is door het kabinet gecreëerd om ervoor te zorgen dat ondernemers liquiditeitsproblemen het hoofd kunnen bieden. In de brief van 12 maart 2020 werden daarbij de voorwaarden gesteld dat de ondernemer schriftelijk motiveert dat hij door de coronacrisis in de problemen is gekomen, waarbij de gebruikelijke voorwaarden voor het verlenen van uitstel zouden blijven gelden. Op de website van de Belastingdienst werd vervolgens expliciet gewezen op de (reguliere) eis van de (derde) deskundigenverklaring en het feit dat het moest gaan om acute (en dus niet toekomstige) liquiditeitsproblemen. De crisiscomponent was dat de invorderingsmaatregelen worden stilgezet zodra het verzoek ontvangen is, beoordeling later zal plaatsvinden en dat een eventuele verzuimboete achterwege gelaten zal worden.
Deze ‘bijzondere’ regeling is weliswaar gericht op het tegengaan van liquiditeitsproblemen bij ondernemers, maar verplicht ondernemers wel om een verklaring van een derde deskundige te overleggen waaraan voor de ondernemer kosten zijn verbonden. Die kritiek28 bereikte het kabinet ook en bij brief van 17 maart 2020 werd een versoepeling aangekondigd: de deskundigenverklaring hoefde niet direct te worden overgelegd, dat zou later (volgens de website van de Belastingdienst: vier weken) mogen. Het kabinet wilde het proces zo eenvoudig mogelijk maken met zo min mogelijk administratieve lasten; hoe dat vorm te geven werd (en wordt) nog onderzocht. Ook vermeldt het kabinet in de brief van 17 maart 2020 dat uitstel zal worden verleend ‘aan alle ondernemers die door de coronacrisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen of zullen komen’. Om uitstel kan dus ook (al) worden verzocht indien liquiditeitsproblemen niet acuut zijn, maar worden verwacht.
Op 19 maart 2020 maakte het kabinet bekend de voorwaarden voor het aanvragen van uitstel van betaling verder te versoepelen en om de administratieve kant van het uitstel zo eenvoudig mogelijk te maken. Iedere ondernemer — die door de coronacrisis in financiële problemen is gekomen — komt in aanmerking voor uitstel van betaling. Dit wijkt dan weer iets af van de brief van 12 maart 2020 waar werd gesproken over toekomstige liquiditeitsproblemen. Ook geldt dat zodra een verzoek om uitstel is ontvangen, automatisch uitstel van betaling voor een periode van drie maanden wordt verleend. Voor uitstel langer dan drie maanden is aanvullende informatie nodig om te beoordelen of de financiële problemen hoofdzakelijk zijn veroorzaakt door de coronacrisis (hiertoe behoort, volgens de website van de Belastingdienst, mogelijk de bekende deskundigenverklaring). De ondernemer kan de initiële drie maanden gebruiken voor het verzamelen en aanleveren van de — vooralsnog onbekende — nadere informatie. Op dit moment is enkel duidelijk dat het kabinet onderzoekt welke informatie nodig is en hoe deze zo eenvoudig mogelijk kan worden aangeleverd. De toezegging dat invordering wordt stopgezet zou ook moeten betekenen dat de ontvanger in deze periode niet zal overgaan tot verrekening van belastingteruggaven met de belastingschulden waarvoor uitstel is gevraagd.
Naar de huidige stand van zaken bestaat de ‘bijzonderheid’ van de mogelijkheid tot het aanvragen van uitstel van betaling in deze crisistijd er dus uit dat dit uitstel mag worden verzocht voor toekomstige betalingsproblemen, dat het uitstel automatisch voor een periode van drie maanden wordt verleend en dat de invorderingsmaatregelen (inclusief verrekening) worden stopgezet zodra het verzoek is ontvangen. Ook geldt er een tegemoetkoming dat verzuimboeten niet zullen worden opgelegd.
4 Leuker kunnen we het niet maken, makkelijker wel
4.1 Uitstel van betaling
Op 31 maart 2020 zullen ondernemers de maandaangiften omzetbelasting en loonbelasting over de maand februari moeten indienen en betalen. Indien deze ondernemers ‘door de coronacrisis in de financiële problemen zijn gekomen’ kunnen zij verzoeken om bijzonder uitstel van betaling. Daartoe dienen zij de vereiste aangiften in te dienen, maar de betaling achterwege te laten. In de loop van de maand april ontvangen de ondernemers een naheffingsaanslag (waarschijnlijk inclusief verzuimboete, maar die hoeft niet te worden voldaan) die een betalingstermijn van veertien dagen kent. Binnen die betalingstermijn dienen de ondernemers om bijzonder uitstel van betaling te verzoeken. Vanaf het moment van ontvangst van dat verzoek wordt de invordering stopgezet en wordt automatisch drie maanden uitstel van betaling verleend.
Deze exercitie dient echter ten aanzien van iedere (maand / kwartaal / jaar) aangifte te worden herhaald. Daarbij zouden voorzichtige ondernemers zekerheidshalve toch ook (pro forma) bezwaar willen aantekenen tegen de vermoedelijke29 verzuimboete. Administratief op zich al niet de route van de minste weerstand. Deze enorme papierwinkel die zal ontstaan als gevolg van corona-gerelateerde verzoeken tot uitstel van betaling komt op het bord van de ondernemers die op dit moment al hun tijd nodig zullen hebben voor het managen van de invloed van de coronacrisis op de bedrijfsvoering van hun onderneming en vervolgens bij de ambtenaren van de Belastingdienst die (vanuit huis) al deze verzoeken moeten verwerken. Overigens dient al deze communicatie (ouderwets) per brief te geschieden; deze kilo’s aan (extra) post moet richting de Belastingdienst in Heerlen.
Voorzichtig om ons heen kijkend naar de situatie in andere landen (denk bijvoorbeeld aan Italië), is het niet ondenkbaar dat de huidige situatie langer gaat aanhouden dan wellicht initieel gedacht. Dat geldt te meer voor het herstel van de economie. Er is dus een grote kans dat ondernemers niet genoeg hebben aan drie maanden uitstel van betaling. Langer uitstel is echter enkel mogelijk indien binnen drie maanden additionele informatie wordt verstrekt. Welke informatie dat is, is nog niet duidelijk, maar het gaat mogelijk nog steeds om een deskundigenverklaring. Als een ondernemer langer dan drie maanden uitstel nodig heeft, betekent dat in de regel dat het zeer slecht gesteld is met de kaspositie. Dan dient dus mogelijk alsnog een deskundige ingeschakeld (en betaald) te worden om te verklaren dat de kaspositie inderdaad verslechterd is als gevolg van de coronacrisis. Ook zal die deskundige iets moeten verklaren over de levensvatbaarheid van de onderneming; een lastige taak in onzekere tijden.
4.2 Melding betalingsonmacht
Dan de aansprakelijkheidskant. Bestuurders van vennootschapsbelastingplichtige rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor onder andere de door dat lichaam verschuldigde omzetbelasting en loonbelasting.30 Een lichaam (c.q. het bestuur) dient onverwijld een schriftelijke melding te doen (de melding betalingsonmacht) wanneer is gebleken dat het lichaam niet tot betaling van de genoemde31 belastingen in staat is.32 Indien aan deze eis is voldaan, is een bestuurder enkel aansprakelijk indien aannemelijk is dat het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur in een periode van drie jaren voorafgaand aan het doen van de melding.33 De bewijslast hiervoor ligt bij de ontvanger en de bestuurder wordt in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. Als echter de melding betalingsonmacht niet, te laat of niet op de juiste wijze is gedaan, treedt het wettelijk vermoeden in dat het niet betalen van de betreffende belastingschuld(en) het gevolg is van het onbehoorlijk bestuur van de bestuurder en is in beginsel de hoofdelijke aansprakelijkheid een feit. De bestuurder zal, om tegenbewijs te mogen leveren, eerst aannemelijk moeten maken dat het niet aan hem is te wijten dat de melding betalingsonmacht niet op de juiste wijze is gedaan.34 In het niet ondenkbare geval dat ondernemingen als gevolg van de coronacrisis failleren, kan de ontvanger op grond van de bestuurdersaansprakelijkheid de bestuurders aanspreken voor de niet betaalde belastingschulden. Het is derhalve zaak om — naast de eerder beschreven administratieve handelingen met betrekking tot het verzoek om uitstel van betaling — ook nog een melding betalingsonmacht te doen zodat de bestuurders niet in een nadelige bewijspositie komen te verkeren in geval de schulden betreffende de belastingen die onder de reikwijdte van de bestuurdersaansprakelijkheid vallen, bijvoorbeeld als gevolg van faillissement, onbetaald blijven.
De melding betalingsonmacht dient onverwijld, nadat is gebleken dat de betreffende belastingen niet betaald kunnen worden, te worden gedaan, dat betekent veertien dagen na de dag waarop de verschuldigde (omzet- of loon)belasting moest zijn afgedragen. Dat zou, teruggrijpend op het voorbeeld aan het begin van dit onderdeel, betekenen dat deze melding gedaan moet worden uiterlijk op 14 april 2020. Weer een andere datum waarop gehandeld dient te worden, want het verzoek om uitstel van betaling (zie hiervoor) kan pas worden gedaan zodra de naheffingsaanslag is opgelegd. Daarnaast hoort de melding te worden gemotiveerd en moet additionele informatie worden verstrekt, indien daarom wordt gevraagd. Dus nóg een administratieve handeling en bijbehorende correspondentiestroom. Daar komt bij dat deze melding in beginsel (en zekerheidshalve) voor iedere toekomstige belastingschuld opnieuw gedaan dient te worden. Omdat op grond van het verruimde uitstelbeleid ook uitstel mag worden gevraagd in geval van toekomstige betalingsproblemen, zou de melding van betalingsonmacht in die situatie niet kunnen worden gedaan. En dit terwijl er voor de bestuurder, voor de schulden waarvoor uitstel wordt aangevraagd, wel een potentieel aansprakelijkheidsrisico ontstaat. Vooralsnog heeft het kabinet de melding betalingsonmacht niet versoepeld in het kader van de coronacrisis. Het genoemde aansprakelijkheidsrisico voor de bestuurder is dus reëel, zeker als de aansprakelijkstellingen pas over geruime tijd op de mat vallen, wanneer de soepele ‘corona-mindset’ naar de achtergrond is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor de reguliere formele houding van de ontvanger.
Ook dient bedacht te worden dat het gaat om het uitstellen van de betaling van de verschuldigde belastingen. Deze uitgestelde betalingen dienen vanzelfsprekend later te worden ingehaald; het is uitstel en geen afstel. Dat betekent dat er in de gevallen waarin er (enkel) gebruik wordt gemaakt van de generieke uitstelperiode van drie maanden, de belastingschuld na afloop hiervan in één keer vervalt. Dit zal voor het eerst plaatsvinden aan het begin van de zomer. Dat betekent dat op dat moment zowel de lopende belastingschulden als de uitgestelde belastingschulden moeten worden voldaan. Indien om uitstel van betaling voor de omzet- en loonbelasting voor de maand februari is verzocht en vervolgens ook voor de maanden maart en april, lijkt het onwaarschijnlijk dat de belastingschuld die op februari ziet al terugbetaald zal kunnen worden in juli, samen met de op dat tijdvak ziende (lopende) schulden. Het kabinet heeft nog niet bekendgemaakt hoe er (te zijner tijd) zal worden omgesprongen met betalingsregelingen, maar de kans is groot dat dit conform het in de Leidraad opgenomen uitstelbeleid gaat. Of ondernemers na drie maanden al in staat zijn hieraan te voldoen is niet waarschijnlijk. Geen zonnig vooruitzicht, ook al is het dan zomer.
Het voorgaande maakt duidelijk dat de regeling voor bijzonder uitstel van betaling in deze crisistijd nog omgeven is met de nodige onduidelijkheden35 en er wellicht ruimte voor verbreding c.q. een verbeterde andere insteek is. De regeling zou, gelet op zijn doel, eenvoudig uitvoerbaar, helder en administratief simpel moeten zijn, waarbij er toch ook rekening wordt gehouden met de opportunisten die geen liquiditeitsproblemen hebben, maar hopen wat extra rendement uit hun cash te halen. Dat zou alle betrokken partijen (moeten) baten. Hoe zou een dergelijke regeling er dan uit moeten zien?
4.3 Voorstel voor verbetering
Ondernemers doen eenmalig een verzoek om uitstel van betaling. In dit verzoek wordt aangegeven dat er acute of op korte termijn te verwachten betalingsproblemen zijn c.q. zullen ontstaan als gevolg van het coronavirus. Ook vermeldt de verzoeker op welke belastingen het verzoek ziet en wat op dat moment de oudste openstaande belastingschuld is waar het verzoek voor wordt gedaan. De toekomstige betalingsverplichtingen waaraan niet wordt voldaan en ook de toekomstige belastingaanslagen die (al dan niet volgen op grond van het uitblijven van de betaling op aangifte) worden vastgesteld, vallen onder dit verzoek. In gelijke zin wordt een dergelijk coronaverzoek, voor de betreffende belastingen, aangemerkt als een melding betalingsonmacht36 en geldt dit coronaverzoek als een (pro forma) bezwaar tegen eventueel op te leggen verzuimboeten voor de niet (tijdige) betaling. De verzoeken zouden digitaal ingediend moeten kunnen worden, mogelijk zelfs via een daartoe door de Belastingdienst op te stellen formulier.
Zodra het verzoek door de Belastingdienst is ontvangen, worden de invorderingsmaatregelen gestopt en wordt automatisch uitstel van betaling verleend. Van verzuimboeten zou dan geen sprake moeten zijn, maar de wijze om dit bij kwijtschelding achteraf te regelen past wel in het streven om misbruik te voorkomen. Het mede aanmerken van het verzoek tot uitstel van betaling als een (pro forma) bezwaar tegen die verzuimboete waarborgt dan de rechten van de belastingschuldige. Het uitstel wordt verleend en het verlaagde invorderingsrente tarief van nagenoeg nihil blijft voor de aangemelde belastingen gelden gedurende de gehele periode van uitstel. Ten aanzien van naheffingsaanslagen die worden opgelegd na ontvangst van het verzoek tot uitstel van betaling geldt dat het eerder ingediende verzoek ook op die latere naheffingsaanslagen betrekking wordt geacht te hebben.
De volgende vraag is voor welke periode het uitstel heeft te gelden. Idealiter is dat natuurlijk zolang de betalingsonmacht c.q. betalingsproblemen bestaan. Dat verschilt echter per ondernemer, dus een algemene periode van drie, zes of twaalf maanden bevat in voorkomende gevallen under- of overkill. Het zou dan overwogen kunnen worden om het betalingsuitstel te laten duren totdat de ondernemer een nieuw verzoek indient, namelijk het verzoek tot het beëindigen van het corona-uitstel en het treffen van een betalingsregeling voor de aldus ontstane betalingsachterstand, maar met een maximum van (zoals dat nu al geldt) twaalf maanden.
Een dergelijke regeling zet vervolgens de deuren wagenwijd open voor de opportunisten — zij hebben geen liquiditeitsproblemen, maar als (bijna renteloos) uitstel van betaling verkregen kan worden, waarom dan niet — en de bedrijven die los van de coronacrisis al in betalingsproblemen verkeerden. Deze crisis betreft een situatie van hoogst uitzonderlijke omstandigheden waarbij het belang van de velen moet prevaleren boven de slinksheid van de weinigen. Om toch een zekere effectiviteit te waarborgen en een gerichte toegang tot de versoepelde regeling te verzekeren, kan er op het moment dat het uitstel van betaling eindigt c.q. de betalingsregeling getroffen moet worden, beoordeeld worden of het uitstel terecht is verleend. Desgevraagd kan de ondernemer daartoe de gebruikelijke bescheiden (jaarrekening, cashflow-overzicht, etc.) overleggen. Blijkt dat er sprake is van onterecht verleend uitstel, worden alsnog invorderingsrente en verzuimboeten37 in rekening gebracht. Deze afschrikwekkende, voordeel ontnemende antimisbruikregel zou het grootste deel van de opportunisten moeten weerhouden van het ongefundeerd verzoeken om uitstel van betaling.
Samengevat:
een éénmalig verzoek tot uitstel van betaling, dat geldt ook voor alle aanslagen die nadien worden opgelegd;
het verzoek moet digitaal kunnen worden gedaan;
het verzoek geldt tevens als melding betalingsonmacht; en
een ‘strafmaatregel’ die kan worden opgelegd als blijkt dat een ondernemer lichtzinnig uitstel van betaling heeft aangevraagd.
Uiteraard behoeft het bovenstaande nog nadere uitwerking en kleven ook daar nadelen aan. De insteek echter is beter geënt op de omstandigheden waarin ondernemers en de economie nu verkeren. Leuker wordt het daarmee geenszins, makkelijker wel.
5 Conclusie en samenvatting
In de eerste maanden van 2020 hebben we te maken gekregen met een gezondheidscrisis van wereldwijde schaal waarvan de gevolgen nog lang gevoeld zullen worden. Om de gevolgen van deze crisis voor de Nederlandse economie te beperken, om banen te behouden en om ondernemers en ondernemingen tegemoet te komen, heeft het kabinet in maart 2020 verschillende fiscale crisismaatregelen aangekondigd. Belastingplichtigen kunnen als gevolg van die maatregelen bijzonder uitstel van betaling aanvragen, zullen zij geen verzuimboete krijgen bij het niet (tijdig) voldoen van de betalingsverplichting op aangifte en is het tarief van de invorderingsrente verlaagd naar 0,01%.
De regeling voor het bijzonder uitstel van betaling is daarbij voor veel ondernemers een optie om direct de liquiditeitspositie te beschermen. Aan deze regeling zitten echter de nodige haken en ogen en zij blinkt niet uit in helderheid. Daarnaast moet het uitstel via een omslachtig administratief proces worden aangevraagd, en dat voor elke belastingschuld afzonderlijk. In deze bijdrage wordt een net iets andere opzet van de regeling voorgesteld waarin de geconstateerde knelpunten zijn opgelost en de regeling direct en eenvoudig toegankelijk is voor de ondernemers die haar nodig hebben, terwijl ongewild gebruik ervan alsnog (achteraf) bestreden kan worden.