De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/6.3.5.2:6.3.5.2 Tegenstrijdige verklaringen
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/6.3.5.2
6.3.5.2 Tegenstrijdige verklaringen
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS391349:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. HR 27 september 2005, NJ 2006, 473 (zie § 6.3.2 hierboven).
HR 29 maart 2011, NJ 2011, 159.
R.o. 3.4.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het verlengde van de onaannemelijke verklaring kunnen ook tegenstrijdige verklaringen bijdragen aan het bewijs van witwassen.1 Dit blijkt bijvoorbeeld uit het arrest van de Hoge Raad van 29 maart 2011.2 De verdachte in deze zaak heeft in vier jaren tijd ongeveer drie miljoen euro in contanten op een Duitse bankrekening gestort. Zijn inkomen – bestaande uit een WAO-uitkering – en het salaris van zijn vrouw kunnen deze stortingen echter niet verklaren. Daarmee ontstaat het vermoeden dat de geldbedragen die de verdachte voorhanden heeft gehad – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn en derhalve mag van hem worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. De verdachte heeft onder meer verklaard dat zijn vader overleden was en dat hij daarom een erfenis had ontvangen. Verder heeft hij verklaard dat het geld afkomstig was uit de verkoop van stukken grond door zijn familie in Marokko. Deze percelen waren niet geregistreerd en daarbij heeft de verdachte geen concrete informatie willen verschaffen over de familieleden die bij de verkoop betrokken zouden zijn geweest. Uit onderzoek is gebleken dat de vader van de verdachte nog springlevend is. Deze is tot drie maal toe gehoord en daarbij heeft hij verklaard dat de gronden in Marokko geen waarde vertegenwoordigden. De betreffende percelen lagen in de bergen en de enige opbrengsten daarvan waren de groenten die voor eigen levensonderhoud werden verbouwd. Het Hof komt tot de vaststelling dat de door de verdachte gegeven verklaringen voor de herkomst van het geld tegenstrijdig zijn en dat bovendien geen van die verklaringen aannemelijk is geworden. Dit brengt het Hof tot de slotsom dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat heeft willen verhullen door het in Duitsland onder te brengen. Dat oordeel is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk en het is toereikend gemotiveerd.3