Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/5.2.1
5.2.1 De uitleg van de Hoge Raad
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS390166:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
In eerste aanleg was de rechtbank Roermond tot dezelfde conclusie gekomen: ‘Naar het oordeel van de rechtbank is witwassen, indien, zoals in casu dit witwassen geschiedt door het plaatsen en beheren van gelden op bankrekeningen in het buitenland, (op gecodeerde rekeningen, op andermans naam dan wel op eigen naam) en het aanschaffen en het bezit van goederen, een voortdurend delict.’ Zie rechtbank Roermond 23 december 2005, ECLI:NL:RBROE:2005:AU8633, onder 7.
De Hullu 2012, p. 76-77, Hazewinkel-Suringa 1996, p. 120-122.
HR 9 december 2008, NJ 2009, 147, r.o. 2.5.
In deze zaak is door het Hof Den Bosch onder meer bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Vanuit zijn woonplaats heeft de verdachte gedurende enkele jaren het beheer gevoerd over verschillende buitenlandse bankrekeningen waarop gelden werden bewaard waarvan hij wist dat deze afkomstig waren van misdrijf. Deze buitenlandse bankrekeningen waren evenwel niet op zijn naam gesteld. Hij hield louter banksaldi aan op coderekeningen en op rekeningen op naam van anderen. Op deze manier heeft de verdachte de werkelijke aard of de herkomst of de vindplaats van geldbedragen verborgen of verhuld. Alvorens in deze zaak tot een bewezenverklaring te kunnen komen heeft het Hof over twee belangrijke kwesties moeten oordelen: wat moet worden verstaan onder ‘verbergen en verhullen’ en is het feit wel in Nederland gepleegd?
In het navolgende besteed ik eerst aandacht aan de eerstgenoemde kwestie. Het Hof zag zich voor de vraag geplaatst of het verbergen en verhullen enkel gedragingen omvat waarmee wordt bewerkstelligd dat de van misdrijf afkomstige gelden op een buitenlandse bankrekening worden gestort, of juist ook de gedragingen waardoor de plaatsing van deze gelden op de genoemde rekeningen kan blijven voortduren. Het Hof koos voor de laatstgenoemde mogelijkheid. Dit betekent dat onder verbergen en verhullen ook het verborgen en verhuld houden moet worden verstaan. De handelingen die zijn opgenomen in artikel 420bis, lid 1 sub a Sr kunnen daarmee worden aangemerkt als een voortdurend delict.1 Bij verbergen en verhullen gaat het dus niet alleen om gedragingen die eenmalig worden verricht of die binnen een zekere periode worden beëindigd, maar tevens om gedragingen die een verboden toestand laten voortduren.2 Naar het oordeel van het Hof is er sprake van verbergen of verhullen zolang de verdachte de van misdrijf afkomstige gelden op de buitenlandse bankrekeningen laat staan. In cassatie komt de Hoge Raad tot het oordeel dat de ruime uitleg van de termen verbergen en verhullen zoals die door het Hof Den Bosch wordt gegeven geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.3