De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/8.2.3:8.2.3 De balans opgemaakt
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/8.2.3
8.2.3 De balans opgemaakt
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS389031:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De aanpassing van de witwaswetgeving is ingegeven door de wens om financieel- economische criminaliteit slagvaardiger te bestrijden. Daarbij springt een drietal zaken in het oog. In de eerste plaats gaat het om de povere onderbouwing. Niet duidelijk wordt waarin de bestaande bepalingen tekortschoten bij de opsporing, vervolging en bestraffing van witwassen. In de tweede plaats kan de toegevoegde waarde van de doorgevoerde wijzigingen in twijfel worden getrokken. Zo voorziet de wet niet in een ruimer strafvorderlijk instrumentarium en de gekwalificeerde vorm van witwassen voegt weinig toe aan de mogelijkheden die reeds bestonden voor 1 januari 2015. Tot slot is het maar de vraag of de aantrekkingskracht die van witwassen uitgaat wordt verminderd door de hogere straffen die inmiddels gelden. Van der Pligt, Koomen en Harreveld laten zien dat het veronderstelde verband tussen de zwaarte van straffen en de mate van naleving in de psychologische literatuur niet wordt ondersteund. Het is niet de straf die het meeste invloed uitoefent op menselijk gedrag, maar vooral de pakkans en het tijdsverloop tussen de overtreding en de straf.1 De hoogte van de straf is dan ook niet de belangrijkste variabele voor succesvolle afschrikking, maar veeleer de kans om daadwerkelijk te worden gepakt, vervolgd en bestraft.2 Bij de totstandkoming van de zelfstandige strafbaarstelling van witwassen werd dit ook onderkend. In de Nota naar aanleiding van het Verslag merkt de minister namelijk op dat hij het uiterst onwaarschijnlijk acht dat een gering verschil in maximumstraf in vergelijking tot onze buurlanden witwassers naar Nederland zal lokken. Volgens de minister zullen zij hun keuze voor de plaats van handelen namelijk baseren op andere factoren, waarbij hij in de eerste plaats wijst op de pakkans.3 Met het oog op een effectieve bestrijding van witwassen zou de prioriteit dan ook niet moeten liggen bij het verhogen van de strafmaxima, maar juist bij het vergroten van de capaciteit om de bestaande strafbepalingen daadwerkelijk toe te passen.4
Zijn er dan wellicht andere overwegingen die aan de Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit ten grondslag hebben gelegen? Rosing komt in dit verband met een interessante observatie.5 Zij merkt op dat de feiten die in het wetsvoorstel aan de orde komen, precies die feiten zijn waarvoor recent veel media-aandacht bestond (of zelfs nog bestaat). Zij wijst daarbij op de verschillende affaires die zich in de vastgoed- en bouwsector hebben voorgedaan en zich bij enkele woningbouwcooperaties hebben afgespeeld. In de samenleving is vervolgens onvrede en onbegrip ontstaan over de afdoening van de daaruit voortvloeiende strafzaken. Daar leeft namelijk het gevoel dat veroordeelden slechts voor een korte periode achter de tralies verdwijnen om daarna ongestoord van hun criminele winsten te genieten. Rosing vraagt zich dan ook af of de minister met het wetsvoorstel niet eenvoudigweg gehoor heeft gegeven aan de onvrede die leeft onder de bevolking. Wat hier ook van zij, op deze plaats kan worden vastgesteld dat de wetswijziging met het oog op een effectieve bestrijding van witwassen – en in het verlengde daarvan de bescherming van de financieel- economische integriteit en de maatschappelijke orde – overbodig was. De aanpassing van de strafbepalingen brengt namelijk geen verandering teweeg in de eenzijdige toepassing ervan. Zo leidt de introductie van artikel 420ter, lid 2 Sr er niet toe dat plots een stroom aan bankiers en advocaten wordt vervolgd wegens witwassen. Kort gezegd was een slagvaardige aanpak van witwassen onder de bestaande strafbepalingen reeds mogelijk. De doorgevoerde wijzigingen voegen daar feitelijk niets aan toe.