De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/5.8.2.2:5.8.2.2 Aanknopingspunten voor deze begrenzing
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/5.8.2.2
5.8.2.2 Aanknopingspunten voor deze begrenzing
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS384183:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit arrest citeert de Hoge Raad allereerst een aantal passages uit de wetsgeschiedenis.1 Hieruit volgt dat artikel 420bis Sr van toepassing is op alle voorwerpen die direct of indirect van misdrijf afkomstig zijn. Daarbij zijn ook de voorwerpen die gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig zijn onder deze bepaling begrepen.2 Uit de wetsgeschiedenis moet volgens de Hoge Raad worden afgeleid dat een ruim vormgegeven strafbaarstelling noodzakelijk is met het oog op een effectieve bestrijding van het witwassen.3 Witwasprocessen moeten namelijk ook in de latere fasen kunnen worden aangepakt. Dit betekent dat verdachten die een van misdrijf afkomstig voorwerp omzetten en/of vermengen niet aan een vervolging wegens witwassen mogen ontsnappen. De aangehaalde passages uit de wetsgeschiedenis bieden echter geen aanknopingspunten voor een begrenzing van het toepassingsbereik van de strafbaarstelling van witwassen.4 Waarom introduceert de Hoge Raad in dit arrest dan toch een kwalificatieuitsluitingsgrond?
Het hoogste rechtscollege merkt op dat in situaties waarin het gaat om vermogen dat gedeeltelijk en/of middellijk van misdrijf afkomstig is, een onbegrensde wetstoepassing niet in alle gevallen strookt met de bedoeling van de wetgever.5 Daarbij wordt het handelsverkeer onevenredig belemmerd wanneer de deelnemers daaraan moeten vrezen voor een vervolging wegens witwassen wanneer zij handelen met een vermogensbestanddeel dat wellicht ooit door misdrijf is verkregen of waaraan wellicht ooit een kleine hoeveelheid misdaadgeld is toegevoegd. De uiterste consequentie van een onbegrensde wetstoepassing is namelijk dat na verloop van tijd al het geld van de wereld – gedeeltelijk en/of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is en dat eenieder zich dat moet beseffen. Daarmee valt elke vermogensrechtelijke handeling dan onder het bereik van artikel 420bis Sr, waarna alleen de toepassing van het opportuniteitsbeginsel nog uitkomst kan bieden.6 Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. De wetgever heeft echter geen grenzen gesteld aan de mate waarin voorwerpen gedeeltelijk en/of middellijk van misdrijf afkomstig kunnen zijn. De Hoge Raad stelt dat de wetgever het aldus aan het openbaar ministerie en de rechter heeft overgelaten ervoor te zorgen dat de witwasbepalingen niet worden toegepast ten aanzien van in wezen niet-strafwaardige gedragingen.7
Met de aanvaarding van een kwalificatieuitsluitingsgrond kiest de Hoge Raad voor de gulden middenweg. Enerzijds behoudt artikel 420bis Sr een ruim toepassingsbereik. Deze bepaling blijft van toepassing op de voorwerpen die door de omzetting van de oorspronkelijke buit zijn verkregen en op het vermogen dat door vermenging met misdaadgeld is ontstaan. Anderzijds levert het handelen daarmee niet onder alle omstandigheden witwassen op. Kort gezegd komt de Hoge Raad tot een redelijke wetsuitleg. Hij houdt daarbij rekening met de verschillende onderdelen van de wetsgeschiedenis – van het artikelsgewijs commentaar tot de bedoeling van de wetgever – en hij legt een relatie met de aard van het witwassen en de belangen die met de strafbaarstelling daarvan worden beschermd. Het is in de praktijk aan de rechter om bij de toepassing van artikel 420bis Sr de kern van het witwasmisdrijf in het oog te houden.8 Dit betekent bijvoorbeeld dat handelingen ten aanzien van vermogens waarvan het illegale deel gering is – en handelingen ten aanzien van voorwerpen waarbij de band met het onderliggende misdrijf door vervolgtransacties onduidelijk is geworden – niet als witwassen dienen te worden aangemerkt.