De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/4.3.1.4:4.3.1.4 Enkele kanttekeningen
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/4.3.1.4
4.3.1.4 Enkele kanttekeningen
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS385371:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Diepenmaat & Verrest 2007, p. 53.
Haverkate 2008, p. 18.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Alles overziende kan worden gesteld dat artikel 420bis, lid 1 Sr een breed scala aan handelingen omvat. Een reden voor de onderverdeling in de onderdelen a en b lijkt op het eerste gezicht te ontbreken. Het betreft series handelingen die uit de in het vorige hoofdstuk besproken internationale instrumenten zijn overgenomen. Desondanks is de plaatsing van de handelingen in sub a en b niet strikt willekeurig. Daarin besloten ligt het onderscheid tussen een meer indirecte betrokkenheid bij de wit te wassen voorwerpen, bijvoorbeeld door advisering over witwasconstructies (artikel 420bis, lid 1 sub a Sr) en het zelf handelen met – of ten aanzien van – deze voorwerpen (artikel 420bis, lid 1, sub b Sr).1 Anders dan de minister van Justitie,2 ben ik evenwel van mening dat niet alle handelingen opgenomen onder artikel 420bis, lid 1, sub b Sr per definitie feitelijke zeggenschap over het voorwerp veronderstellen. Ten aanzien van het verwerven en overdragen klopt deze stelling namelijk niet. Deze handelingen kunnen worden verricht ten aanzien van een zaak, maar ook ten aanzien van een vermogensrecht. In het laatste geval wordt slechts juridische zeggenschap verondersteld. Zo kan een bank hypotheekrechten verpanden aan een andere financiële instelling, terwijl de feitelijke zeggenschap over de onderliggende zekerheden bij particulieren blijft rusten.
Ten aanzien van de handelingen opgenomen onder sub a van artikel 420bis, lid 1 Sr geldt dat telkens beoordeeld zal moeten worden of deze tot doel hebben en ook geschikt zijn om het zicht op een bepaald voorwerp, of het zicht op de zeggenschap ten aanzien van dat voorwerp, te bemoeilijken. Kenmerkend voor het verbergen en het verhullen is een zekere doelgerichtheid. Beslissend voor de strafbaarheid is vervolgens het effect dat het handelen sorteert. Wanneer ondanks de bemoeienis van de verdachte het zicht op het voorwerp niet wordt bemoeilijkt, dan kan immers moeilijk van het verbergen of het verhullen worden gesproken. Bij de handelingen opgenomen onder artikel 420bis, lid 1, sub b Sr ligt het allemaal een stuk eenvoudiger. Bij het verwerven, voorhanden hebben, overdragen en gebruik maken volstaat namelijk een feitelijke vaststelling. Dit betekent dat eenvoudigweg vastgesteld moet worden dat de verdachte de genoemde handeling heeft verricht ten aanzien van een voorwerp waarvan hij weet dat het van misdrijf afkomstig is.
Hoe zit het met de (subjectieve) geestesgesteldheid van de verdachte ten aanzien van de genoemde handelingen? Hierboven werd duidelijk dat ten aanzien van het verbergen en het verhullen opzet dient te bestaan. De opzet ligt daarbij evenwel besloten in het verrichten van deze handelingen zelf, aangezien het moeilijk voor te stellen is dat het verbergen en het verhullen anders dan opzettelijk worden verricht. Er is hier dan ook sprake van ingeblikt opzet. Voor de handelingen opgenomen onder sub b van artikel 420bis, lid 1, sub b Sr geldt hetzelfde vereiste. Ten aanzien van de verdachte geldt dat hij een verwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt, omzet of van dit voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat dit voorwerp – onmiddellijk of middellijk – van misdrijf afkomstig is. Het is deze wetenschap omtrent de criminele herkomst die maakt dat het moeilijk voor te stellen is dat een verdachte de genoemde handelingen anders dan opzettelijk verricht. Immers, wanneer de verdachte het van misdrijf afkomstige voorwerp niet wenst te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen, om te zetten of daarvan gebruik te maken, dan zorgt hij er wel voor dat dit niet gebeurt.3