Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/7.3.1
7.3.1 Ontdekking tijdens de uitoefening van controlebevoegdheden
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS385379:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Verlaan 2012, p. 8. De auteur beschrijft onder meer een geval waarin een verdachte werd betrapt met 660 biljetten van € 500 in haar maag.
Hof Amsterdam 27 oktober 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BU2943.
Zie de nadere bewijsoverwegingen, onder 3.
Zie de nadere bewijsoverwegingen, onder 9.
Wet van 3 april 2008, Stb. 2008, 112 (inwerkingtreding 1 augustus 2008).
Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PbEU 2005, L 309/9).
Ten aanzien van dit land bestaan zorgen over de (controle op de) naleving van de antiwitwasbepalingen. Bij de goedkeuring van het steunprogramma voor Cyprus van maximaal € 10 miljard op 16 maart 2013 wordt dan ook de eis gesteld dat witwassen daadwerkelijk wordt aangepakt. Zie: http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/03/16/goedkeuring-steunprogramma-voor-cyprus.html.
Vgl. Rb. Haarlem 17 april 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BW9284. In deze zaak werden bij een vliegtuigpassagier uit Aruba twee diamanten aangetroffen. Dit leidde tot een veroordeling wegens witwassen en de verbeurdverklaring van de edelstenen.
Zie voor een heldere schets: Poelert 2006, p. 4-8, Kruyer 2006, p. 14-17.
Zie artikel 160, lid 1 Wegenverkeerswet 1994.
Hierbij kan worden gewezen op het convenant voor het project ongebruikelijk bezit, zoals dat in verschillende regio’s is ondertekend. Daarin komen onder meer de politie, het OM, gemeenten en de belastingdienst overeen om informatie met elkaar uit te wisselen teneinde boeven hun buit af te nemen. Zie daarover bijvoorbeeld: ‘Politie pakt criminele patsers hun luxe af’, Trouw 5 juli 2007 (www.trouw.nl/tr/nl/4324/ Nieuws/article/detail/1410500/2007/07/05/Politie-pakt-criminele-patsers-hun-luxe-af.dhtml).
Van der Kaaij & Van Leeuwen 2010, p. 77.
Zie § 6.3.4.
Amnesty International 2013, p. 61-64. Zie verder: Çankaya 2012.
Rb. Zwolle-Lelystad 1 juni 2011, ECLI:NL:RBZLY:2011:BR4808, NJFS 2011, 292.
Handelingen II 2007-2008, 24, p. 1866. Zie verder: Kamerstukken II 2007-2008, 31 477, nr. 5, p. 3 en Kamerstukken II 2008-2009, 29 911, nr. 22, p. 28.
Zie Bultstra & Würth 2012.
Bultstra & Würth 2012, p. 5.
In § 6.2.3 werd duidelijk dat op luchthaven Schiphol aangehouden geldsmokkelaars kunnen worden veroordeeld wegens witwassen. Het ontbreekt in dergelijke zaken veelal aan direct bewijs van het onderliggende misdrijf. Desondanks kunnen de feiten en omstandigheden uit het concrete geval de rechter tot het oordeel leiden dat er sprake is van een vermoeden van witwassen. Daarbij moet allereerst worden gedacht aan de wijze van vervoer. Niet zelden wordt het geld meegevoerd in een speciaal smokkelvest, of zelfs in het lichaam van de smokkelaar.1 Verder spelen de hoogte en de samenstelling van het geldbedrag een rol en wordt rekening gehouden met de locatie waar alles zich afspeelt. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat luchthaven Schiphol veelvuldig wordt gebruikt voor de in-, uit- of doorvoer van voorwerpen die onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig zijn. Het is vervolgens aan de verdachte om aan de hand van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring aannemelijk te laten worden dat het wel anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is. Slaagt hij daar niet in, dan kan de rechter op basis van de voornoemde feiten en omstandigheden concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat het geld van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.
Ter illustratie besteed ik kort aandacht aan een arrest van het Hof Amsterdam.2 De verdachte in deze zaak probeerde een contant geldbedrag van ongeveer 1,2 miljoen euro het land uit te voeren. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het geld werd aangetroffen in een met een dubbele bodem uitgeruste koffer die de verdachte als ruimbagage had aangeboden. Op grond van de hoogte van het bedrag en de wijze waarop het werd vervoerd rijst volgens het Hof het vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig is.3 Gevraagd naar de hoogte van het vervoerde geldbedrag, legde de verdachte wisselende verklaringen af. Verder slaagde hij er niet in een legale herkomst van het geld aannemelijk te laten worden. Volgens de verdachte was het deels geleend, deels gespaard en deels geïnvesteerd door zijn zakenpartner. Relevante bewijsstukken droeg hij daarvoor echter niet aan. Ook zijn verklaring over de bestemming van het geld wordt door het Hof als ongeloofwaardig afgedaan. De verdachte had namelijk verklaard dat het geld bestemd was voor de aankoop van vrachtauto’s. Hij zou het geldbedrag in Nigeria hebben ontvangen en het aldaar hebben gewisseld in euro’s. Vervolgens zou hij het geld naar Nederland hebben gesmokkeld, zodat hij samen met zijn zakenpartner twintig vrachtauto’s zou kunnen aanschaffen. Deze zakenpartner bleek echter verhinderd en de verdachte kende de leverancier van de vrachtauto’s niet. Daarop besloot hij – met het geld – terug te keren naar Nigeria, maar daarbij liep hij dus tegen de lamp. Het Hof merkt op dat de wijze van vervoer een reëel risico van diefstal of verlies met zich meebrengt en dat een girale overboeking – anders dan de verdachte en zijn raadsman beweerden – gewoon mogelijk was. Voorts acht het Hof het gelet op de geïnvesteerde tijd en de gemaakte reiskosten onwaarschijnlijk dat de verdachte onverrichter zaken naar Nigeria zou zijn teruggekeerd, waarbij hij het geld wederom op zeer riskante wijze vervoerd zou hebben.4 De verdachte wordt uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Nu het bewezenverklaarde met betrekking tot de in beslag genomen bankbiljetten is begaan, wordt tevens het gehele geldbedrag verbeurd verklaard.
Bij deze gang van zaken kan de vraag worden opgeworpen of de strafbaarstelling van witwassen daadwerkelijk nodig is om te voorkomen dat misdaadgeld over de landsgrenzen wordt verplaatst. In de Algemene douanewet is namelijk een bepaling opgenomen die nu juist op deze materie lijkt te zijn toegesneden.5 Artikel 10:1 omvat de strafbepaling op overtreding van artikel 3 van de EG-verordening betreffende de controle van liquide middelen.6
Het komt erop neer dat iedere natuurlijke persoon die de Gemeenschap binnenkomt of verlaat en daarbij liquide middelen ten bedrage van € 10.000 of meer vervoert, daarvan melding moet maken bij de bevoegde autoriteiten van de Lidstaat via welke hij de Gemeenschap binnenkomt of verlaat. Het niet, onjuist of onvolledig doen van deze aangifte wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie (artikel 10:1 sub 4 Algemene douanewet), of met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie indien daarbij opzet in het spel is (artikel 10:1 sub 5 Algemene douanewet). Aan de hand van de genoemde bepalingen lijken geldsmokkelaars dan ook effectief te kunnen worden aangepakt. Daarbij moet echter niet uit het oog worden verloren dat hier een aantal belangrijke beperkingen geldt. Ten eerste geldt de aangifteverplichting alleen voor een verplaatsing over de grenzen van de Europese Gemeenschap. De strafbepaling uit de douanewet kan dan ook niet worden ingezet tegen de verdachte die zijn misdaadgeld bijvoorbeeld naar Cyprus vervoert om het daar in de legale economie te integreren.7 Ten tweede blijven criminelen buiten schot wanneer zij bij het verplaatsen van hun buit onder het grensbedrag van € 10.000 euro blijven. Tot slot is de aangifteverplichting alleen van toepassing op het vervoer van liquide middelen. Uit artikel 2, lid 2 van de genoemde verordening volgt dat het daarbij gaat om verhandelbare instrumenten aan toonder en contant geld. Het is maar de vraag of uit misdrijf afkomstige voorwerpen hier onder alle omstandigheden onder begrepen zijn.8 De strafbaarstelling van witwassen vormt dan ook een noodzakelijk instrument om greep te houden op uit misdrijf afkomstige voorwerpen die over de landsgrenzen worden verplaatst.
In de praktijk wordt echter ook in andere situaties gebruik gemaakt van de ruime mogelijkheden die de delictsomschrijving en het bewijsrecht bieden. Zo kan worden gewezen op de zogenaamde Cabrio-methode die bij de politie Amsterdam-Amstelland is ontwikkeld.9 Het doel van deze aanpak is om boeven met een korte klap hun vermogensbestanddelen af te nemen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om dure auto’s en andere waardevolle voorwerpen.
Daartoe wordt bijvoorbeeld tijdens een reguliere controle in het kader van de Wegenverkeerswet 199410 bijzondere aandacht besteed aan ongebruikelijk bezit. Anders dan bij de besproken Schipholzaken geven de verrichtte handeling, het voorwerp en de context waarin de handeling wordt verricht op zichzelf weinig houvast. Het gaat immers om het voorhanden hebben van een auto op de openbare weg. Het ongebruikelijke is hier gelegen in de combinatie van het voorwerp en de persoon in wiens handen het zich bevindt. Blijkt een jongeman de eigenaar van een dure bolide, dan wordt nagegaan hoe hij daar aan komt. De politie maakt daarbij gebruik van diverse open bronnen zoals de registers van de RDW en de Kamer van Koophandel. Verder worden de politiesystemen geraadpleegd. Daarbij wordt onder meer nagetrokken ;of de bestuurder antecedenten heeft voor strafbare feiten waarmee geld is verdiend. Onder omstandigheden is het zelfs mogelijk om op basis van een convenant met de belastingdienst de belastinggegevens van de betrokkene op te vragen.11 Indien nu blijkt dat de bestuurder geen of slechts geringe legale inkomsten heeft of wanneer deze onbekend blijven, dan ontstaat een verdenking van witwassen. Tijdens het opsporingsonderzoek komt een heel arsenaal aan bevoegdheden beschikbaar om deze verdenking verder uit te bouwen. Het betreft onder meer het stelselmatig observeren van de verdachte (artikel 126g Sv) en het opvragen van de gegevens die een licht kunnen werpen op zijn vermogenspositie (artikel 126nd Sv). Het gaat dan bijvoorbeeld om gegevens van financiële instellingen zoals banken en verzekeraars, uitkeringsinstantie UWV en de belastingdienst. Verder kan navraag worden gedaan bij Holland Casino in verband met mogelijke speelwinsten. Bij de aanhouding van de verdachte kan zijn woning worden doorzocht en er kan nader onderzoek worden gedaan naar zijn inkomsten en uitgaven. Kortom: het onderzoek is er niet op gericht om het onderliggende misdrijf boven water te krijgen, maar om de legale verkrijging van het voertuig – en eventuele andere luxe voorwerpen – uit te sluiten. Vervolgens is het aan de verdachte om een alternatief scenario aannemelijk te laten worden. Hij zal aan de hand van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring aannemelijk moeten laten worden dat het wel anders kan zijn dan dat zijn bezit van misdrijf afkomstig is. Slaagt hij daar niet in, dan staat niets in de weg aan een veroordeling wegens witwassen waarbij de in beslag genomen voorwerpen kunnen worden verbeurdverklaard.
Aan de hand van de Cabrio-methode kan dus slagvaardig worden opgetreden tegen onverklaarbaar vermogen. Deze toepassing van de strafbaarstelling van witwassen is echter niet vrij van kritiek. Zo stellen Van der Kaaij en Van Leeuwen dat deze aanpak op gespannen voet lijkt te staan met de onschuldpresumptie en daarmee met artikel 6 EVRM.12 Zij miskennen daarmee echter dat de verdachte de legale verkrijging van zijn bezit niet hoeft te bewijzen. Op hem rust slechts een bewijsvoeringslast. Dit betekent dat hij een tegengewicht voor het gerezen witwasvermoeden moet bieden door aanknopingspunten te geven voor nader onderzoek13 Verder wijzen de genoemde auteurs op het gevaar dat bij de Cabrio-methode opsporingsmethoden worden toegepast alvorens er sprake is van een verdenking en zij waarschuwen voor een discriminatoire toepassing ervan. Daarmee snijden zij interessante punten aan. Om met het laatste punt te beginnen: uit een rapport van Amnesty International volgt dat proactief politiewerk kan leiden tot de etnische profilering van potentiële verdachten. Daarbij worden bij de opsporing en de rechtshandhaving criteria aangelegd over etniciteit of afkomst, terwijl daarvoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat. Vervolgens worden mensen met de betreffende achtergrond aan proactieve politiecontroles onderworpen zonder dat zij verdachte zijn of er een geïndividualiseerde aanwijzing voor de controle bestaat.14 Dat het eerstgenoemde gevaar zich in de praktijk daadwerkelijk voordoet, blijkt uit een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad.15 In deze zaak werd door een melding de aandacht op de verdachte gevestigd. Uit deze melding volgde slechts dat de verdachte in het weekend regelmatig in beschonken toestand achter het stuur van zijn auto zou zitten. Naar het oordeel van de rechtbank geeft dit echter geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van onverklaarbaar vermogen. Ondanks het ontbreken van een op objectieve en concrete gegevens gebaseerde verdenking is de politie begonnen met het verzamelen en veredelen van informatie over de vermogenspositie van de verdachte. Daarbij zijn opsporingsmethoden en dwangmiddelen toegepast. De rechtbank merkt dit aan als een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a, lid 1 Sv en zij verklaart het OM niet-ontvankelijk in zijn vervolging.
Niettegenstaande deze kanttekeningen die bij de Cabrio-methode kunnen worden geplaatst, is de minister van Justitie van mening dat dit instrument landelijk moet worden ingezet. Hij merkt daarbij op dat deze methode een goede aanvulling vormt in die gevallen waarin de aanwezigheid van vermogen niet verklaard kan worden uit zichtbare verschijningsvormen van criminaliteit.16 Inmiddels wordt de Cabrio-methode in het hele land gehanteerd. In sommige korpsen is deze zelfs doorontwikkeld. In dit kader kan worden gewezen op de dynamische verkeerscontrole, zoals die door de politie Amsterdam- Amstelland wordt toegepast.17 Kort gezegd worden daarbij verkeerscontroles uitgevoerd door in politie-uniform gestoken rechercheurs van het Bureau Zware Criminaliteit die zich verplaatsen in een reguliere surveillanceauto. Zij leiden de te controleren voertuigen niet naar een vooraf ingerichte controleplaats, maar controleren deze langs de weg als ware het een toevallige verkeerscontrole. Het gaat dan echter wel om een verkeerscontrole met een zogenaamde opsporingsbril op.18 De controle biedt namelijk een uitgelezen mogelijkheid om (beroeps)criminelen te spreken, informatie te vergaren en te onderzoeken of zij verboden voorwerpen bij zich hebben. Daarbij kan het dus ook gaan om het voorhanden hebben van onverklaarbaar vermogen, zoals een groot contant geldbedrag of het voertuig waarin zij op dat moment rijden. Op deze manier kan de controlebevoegdheid uit de Wegenverkeerswet worden aangewend ten behoeve van de opsporing, waarna het aan de hand van de strafbaarstelling van witwassen mogelijk is om ongebruikelijk bezit af te nemen.