Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/5.3.7
5.3.7 Een begrenzing ten aanzien van de overige handelingen in artikel 420bis, lid 1, sub b Sr
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS387839:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
HR 18 juni 2013, NJ 2013, 453 en HR 2 juli 2013, NJ 2013, 425.
Zie Buisman 2013, p. 576.
HR 25 maart 2014, NJ 2014, 303, m.nt. Keijzer.
R.o. 2.4.2.
Vgl. Borgers 2013, p. 367-368. Borgers merkt op dat de handelingen overdragen, gebruik maken en omzetten zodanig dicht bij het voorhanden hebben kunnen liggen, dat de strafwaardigheid van deze handelingen niet onder alle omstandigheden duidelijk is. Zie verder HR 7 oktober 2014, NJ 2014, 500 m.nt. Keijzer.
HR 7 oktober 2014, NJ 2014, 500, m.nt. Keijzer.
R.o. 2.5.2.
HR 25 maart 2014, NJ 2014, 303, r.o. 2.3.
Zie § 2.3 hierboven.
Zie r.o. 2.3.
Inmiddels heeft de Hoge Raad het toepassingsbereik van art. 420bis, lid 1, sub b Sr verder begrensd ten aanzien van het handelen van de pleger van het gronddelict. Zo heeft het hoogste rechtscollege de in § 5.3.5 besproken kwalificatieuitsluitingsgrond van overeenkomstige toepassing verklaard op het enkele verwerven van voorwerpen die uit eigen misdrijf afkomstig zijn.1 Dit betekent dat ook in het geval dat de pleger van het gronddelict met het voltooien van zijn misdrijf een voorwerp verwerft de eis geldt dat deze handeling een daadwerkelijk op het verbergen of verhullen van de werkelijke herkomst gericht karakter moet hebben. Voor de toepassing van de kwalificatieuitsluitingsgrond bestaat derhalve niet langer een onderscheid tussen het enkele verwerven en het enkele voorhanden hebben van de eigen buit. Dat ligt ook voor de hand omdat het verwerven in de regel aan het voorhanden hebben vooraf gaat.2
Verder heeft de Hoge Raad in het voorjaar van 2014 bepaald dat de genoemde kwalificatieuitsluitingsgrond in beginsel alleen van toepassing is op de gevallen waarin slechts het verwerven en/of voorhanden hebben van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen is bewezenverklaard. Niet valt echter uit te sluiten dat anders moet worden geoordeeld in het bijzondere geval dat het overdragen, gebruik maken of omzetten van de eigen buit plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen.3 Het hoogste rechtscollege benadrukt dat moet worden voorkomen dat de kwalificatieuitsluitingsgrond kan worden omzeild door het tenlasteleggen en/of bewezenverklaren van een andere handeling dan verwerven of voorhanden hebben.4 In zo een bijzonder geval – waar handelingen ten aanzien van de eigen buit worden verricht onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin de pleger van het gronddelict de van misdrijf afkomstige voorwerpen verwerft of voorhanden heeft – geldt daarom eveneens dat sprake dient te zijn van een gedraging die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die voorwerpen gericht karakter heeft, alvorens deze handelingen als witwassen kunnen worden aangemerkt.5 In de herfst van 2014 oordeelde het hoogste rechtscollege dat het enkele storten op een eigen bankrekening van contante geldbedragen die onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig zijn zo’n bijzonder geval betreft.6 Dit betekent dat de genoemde gedraging niet als omzetten of overdragen in de zin van artikel 420bis, lid 1, sub b Sr kan worden aangemerkt indien daarmee niet wordt gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld.7
Ik vraag mij af of de Hoge Raad met deze rechtspraak niet raakt aan de grenzen van zijn rechtsvormende taak. In zijn arrest van 25 maart 2014 grijpt de Hoge Raad terug op eerdere rechtspraak waarin hij de automatische verdubbeling van strafbaarheid van de hand wees.8 Aanknopingspunten voor een verdere uitbreiding van het toepassingsbereik van de kwalificatieuitsluitingsgrond, waardoor deze – onder omstandigheden – ook van toepassing is op het overdragen, gebruik maken en omzetten van de eigen buit, worden daarin echter niet aangetroffen. Het is goed te begrijpen dat het hoogste rechtscollege wil voorkomen dat de kwalificatieuitsluitingsgrond eenvoudig kan worden omzeild door het ten laste leggen en/of bewezen verklaren van een andere delictsgedraging dan verwerven of voorhanden hebben. Tegelijk laten zich ten aanzien van het overdragen en omzetten eigenlijk geen situaties denken waarin deze handelingen samenvallen met het voltooien van het gronddelict. Aan de genoemde handelingen ligt namelijk, anders dan bij het verwerven en voorhanden hebben van de eigen buit, telkens een apart wilsbesluit ten grondslag. Bij overdragen gaat het van misdrijf afkomstige voorwerp na het voltooien van het gronddelict over op een derde, terwijl dit voorwerp door omzetting van gedaante verandert. Zo bezien is er bij overdragen en omzetten – handelingen die in de in paragraaf 3.2 besproken internationale instrumenten worden aangemerkt als het eerste type van strafbaar te stellen gedragingen – nimmer sprake van een handeling die het rechtstreekse en directe gevolg is van het voltooien van het gronddelict.
Naar mijn oordeel treft de verdachte die zijn eigen buit overdraagt of omzet met het oog op witwassen daadwerkelijk een verwijt. Als gevolg van het overdragen of omzetten raakt de band tussen het van misdrijf afkomstige voorwerp en het onderliggende misdrijf namelijk verwijderd. Daarmee passen de genoemde handelingen in de functionele weergave van witwassen of vormen op z’n minst de opmaat daartoe.9 De verdachte die zijn directe buit op zijn eigen bankrekening stort, voorkomt daarmee dat nog langer een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het geld en het onderliggende misdrijf. Vervolgens kan hij de overige fasen van het witwasproces relatief eenvoudig voltrekken, waarbij hij zijn buit onmiddellijk kan overmaken naar een ver buitenland. Daarbij kan hij besluiten zijn geld achterna te reizen voordat de Nederlandse autoriteiten op de hoogte raken van de werkelijke herkomst van het geld. Voor een verruiming van de kwalificatieuitsluitingsgrond tot het overdragen en omzetten van de eigen buit is dan ook geen plaats. Ik zie namelijk niet in waarom het gronddelict in de vervolging centraal moet worden gesteld, als de pleger van het gronddelict ook met het oog op witwassen een verwijt kan worden gemaakt.10 Tegelijk is het signaal van de Hoge Raad glashelder. Hij neemt nogmaals uitdrukkelijk afstand van de automatische verdubbeling van strafbaarheid en daarbij kan worden opgemerkt dat het precieze toepassingsbereik van de kwalificatieuitsluitingsgrond in de praktijk nog verder moet worden uitgekristalliseerd.