5.6.1 Vervolgingsbeletselen ten aanzien van het gronddelict

Met de uitdrukking ‘uit enig misdrijf’ wordt niet vereist dat het gronddelict vervolgbaar moet zijn. De vervolging wegens witwassen moet namelijk goed worden onderscheiden van een vervolging wegens het gronddelict.1 De strafwaardigheid van witwassen is gelegen in het feit dat iemand heimelijk probeert een voorwerp de legale economie binnen te sluizen, terwijl hij op de hoogte is van de criminele herkomst van dit voorwerp. Met zijn handelen vormt deze persoon een bedreiging voor de integriteit van het financiële en economische verkeer en de maatschappelijke orde. Met de strafbaarstelling van witwassen wordt beoogd deze rechtsgoederen te beschermen.2 Een vervolgingsbeletsel ter zake van het gronddelict heeft dan ook geen gevolgen voor een eventuele vervolging wegens witwassen. Zo bezien spelen omstandigheden zoals de verjaring van het gronddelict,3 de ontoerekeningsvatbaarheid van de pleger van het gronddelict ten tijde van het begaan van het misdrijf of het feit dat de laatste reeds is overleden op het moment dat de vervolging aanvangt4 geen rol. Het verwijt dat een witwasser treft is namelijk dat hij handelingen verricht ten aanzien van voorwerpen waarvan hij weet dat deze afkomstig zijn uit misdrijf. Het zijn deze witwashandelingen die een bedreiging vormen voor de rechtsgoederen die met de strafbaarstelling van witwassen worden beschermd en het zijn dan ook deze handelingen die vervolgbaar dienen te zijn.