De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/4.3.3:4.3.3 Wetenschap
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/4.3.3
4.3.3 Wetenschap
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS386590:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In zowel onderdeel a als onderdeel b van artikel 420bis, lid 1 Sr wordt wetenschap omtrent de criminele herkomst van het voorwerp vereist. Beide bevatten namelijk de volgende zinsnede: ‘terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf’. De wetenschap vormt hier een uitdrukking van opzet, waarbij deze opzet dus gericht moet zijn op de criminele herkomst van het voorwerp waarmee wordt gehandeld. In de Memorie van Toelichting maakt de minister duidelijk dat voorwaardelijk opzet daartoe volstaat. Het verwijt dat een witwasser gemaakt wordt is dan ook dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij handelt ten aanzien van een voorwerp dat uit enig misdrijf afkomstig is.1
Het woordje ‘terwijl’ brengt tot uitdrukking dat de wetenschap omtrent de criminele herkomst van het voorwerp dient te bestaan ten tijde van het verrichten van de in artikel 420bis, lid 1 Sr opgesomde witwashandelingen. In de in hoofdstuk 3 besproken internationale instrumenten en in de herziene helingsbepalingen wordt ten aanzien van de handelingen van de derde categorie – te weten: verwerven, voorhanden hebben en gebruiken – echter gesteld dat de wetenschap omtrent de criminele herkomst van het goed reeds dient te bestaan op het moment van verkrijging. Daarmee worden diegenen die deze wetenschap op enig later tijdstip verkrijgen en het voorwerp desondanks onder zich houden, buiten het bereik van de strafbaarstelling gehouden. Dit brengt bijvoorbeeld met zich mee dat de bezitter van een luxe plezierjacht die zijn vaartuig verkoopt aan een crimineel, maar die daarover de feitelijke beschikkingsmacht behoudt, buiten het bereik van de strafbaarstelling blijft. In dit geval kan immers niet gezegd worden dat de verdachte een voorwerp voorhanden heeft of gebruikt waarvan hij vanaf het moment van verkrijging wist dat het – middellijk – van misdrijf afkomstig was.2 Door de eis voor wat betreft het tijdstip van wetenschap omtrent de criminele herkomst van het voorwerp te laten varen, zijn ook deze situaties onder het bereik van artikel 420bis, lid 1, sub b Sr gebracht.3
De wetenschap omtrent de criminele herkomst van het voorwerp kan bestaan bij aanvang van de gedraging, maar deze kan ook later kan ontstaan.4 Blijft de betrokkene het voorwerp dan desondanks onder zich houden, dan maakt hij zich vanaf dat moment schuldig aan witwassen. Kort gezegd maakt hij zich namelijk schuldig aan witwassen wanneer hij handelt ten aanzien van een voorwerp, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf. Daarbij wordt in artikel 420bis, lid 1 Sr een breed palet aan witwashandelingen opgesomd. Dat biedt uitkomst wanneer iemand een voorwerp verwerft en pas op een later tijdstip wetenschap verkrijgt over de criminele herkomst daarvan. In dat geval kan nog steeds gezegd worden dat de wetenschap omtrent de criminele herkomst van het voorwerp bestaat ten tijde van de handeling. Het gaat dan echter niet om het verwerven, maar om het voorhanden hebben van dat voorwerp.