De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/7.3.2:7.3.2 Ontdekking tijdens lopende opsporingsonderzoeken
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/7.3.2
7.3.2 Ontdekking tijdens lopende opsporingsonderzoeken
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS382972:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Spapens, Van de Bunt e.a. 2007. Zie bijlage bij Kamerstukken II 2007-2008, 24 077, nr. 201.
Spapens, Van de Bunt e.a. 2007, p. 49-54.
Spapens, Van de Bunt e.a. 2007, p. 97.
Spapens, Van de Bunt e.a. 2007, p. 98.
Rb. Arnhem 21 april 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BQ3303.
Hof Amsterdam 22 februari 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR1680.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Onverklaarbaar vermogen komt echter niet uitsluitend aan het licht bij de uitvoering van controlebevoegdheden. Ook in het kader van lopende opsporingsonderzoeken stuit de politie soms op voorwerpen die geen legale herkomst lijken te hebben, maar die niet direct in verband kunnen worden gebracht met een onderliggend misdrijf. Zo volgt uit het rapport ‘De wereld achter de wietteelt’ dat growshops een belangrijke ondersteunende rol vervullen bij de bedrijfsmatige wietteelt.1 Deze zijn niet strafbaar zolang zij zich beperken tot het leveren van kweekmaterialen. In de praktijk overtreden growshops echter met grote regelmaat de Opiumwet, bijvoorbeeld door het verhandelen van stekken en het inkopen van oogsten.2 De onderzoekers merken op dat growshops desondanks maar weinig aandacht krijgen van de autoriteiten.3 Overtredingen van de Opiumwet worden dan ook niet geconstateerd. Dit laat onverlet dat growshops in het kader van lopende onderzoeken naar zelfstandige telers in het vizier van politie en justitie terecht kunnen komen. Wanneer de politie vervolgens polshoogte komt nemen in de winkel en de uitbater ervan blijkt er een opzichtig luxe levensstijl op na te houden, dan kan een verdenking van witwassen ontstaan. De veronderstelling daarbij is dat hij met zijn reguliere bedrijfsvoering geen bijzondere winsten zal genereren. Daarvan zal pas sprake zijn bij het inkopen en verhandelen van wiet.4 Zo bezien biedt de strafbaarstelling van witwassen dus de mogelijkheid om op te treden tegen de organisatoren en faciliteerders van profijtgerichte misdrijven, zonder dat hun betrokkenheid daarbij bewezen hoeft te worden.
Verder kan worden gewezen op zaken waarin iemand wordt verdacht van het plegen van een profijtgericht misdrijf, maar waarbij tijdens zijn aanhouding en de doorzoeking van zijn woning slechts grote contante geldbedragen worden aangetroffen. Een veroordeling wegens witwassen behoort nu tot de mogelijkheden, zelfs wanneer geen bewijs wordt gevonden van het onderliggende misdrijf. Een tweetal rechterlijke uitspraken ter illustratie. Uit een vonnis van de rechtbank Arnhem volgt dat de verdachte in kwestie in verband wordt gebracht met een onderschept drugstransport in Frankrijk. Hij wordt aangehouden op verdenking van deelname aan een criminele organisatie en overtreding van de Opiumwet. Bij zijn aanhouding draagt de verdachte een sporttas met daarin een geldbedrag van ruim vier miljoen euro. Tevens worden aanzienlijke geldbedragen gevonden bij de doorzoeking van zijn woning en auto, maar drugs worden in het geheel niet aangetroffen. De rechtbank veroordeelt de verdachte daarop wegens witwassen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarbij het aangetroffen geld wordt verbeurdverklaard. Zij houdt daarbij onder meer rekening met de vermogenspositie van de verdachte – zijn uitgavenpatroon wordt niet gedekt door de opgegeven legale inkomsten, laat staan dat deze het aangetroffen geld kunnen verklaren – en zij noemt als feit van algemene bekendheid dat drugsgeld veelal contant wordt bewaard en vervoerd, ook in grote hoeveelheden. Verder besteedt de rechtbank aandacht aan de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld. Pas anderhalf jaar na zijn aanhouding heeft hij verklaard dat hij het geld heeft geleend om een schuld in te lossen die was ontstaan als gevolg van een mislukt drugstransport. Zowel geldschieter als schuldeiser blijven echter onbekend, waarmee deze verklaring niet concreet en verifieerbaar is. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dan ook niet geloofwaardig, waarbij zij onder meer rekening houdt met de wijze waarop het geld werd aangetroffen. De slotsom luidt dat niet aannemelijk is geworden dat het onder de verdachte in beslag genomen geld niet van enig misdrijf afkomstig is.5
In een zaak die speelt voor het Hof Amsterdam is bij de politie een tip binnengekomen dat de woning van de verdachte wordt gebruikt als opslagplaats voor gestolen goederen. Op basis van de verkregen informatie wordt overgegaan tot een doorzoeking. Daarbij worden echter geen waardevolle spullen aangetroffen. Wel wordt in een lade van een bureau een bedrag van ruim 170.000 euro ontdekt. Het geld was systematisch gebundeld en verpakt in twee plastic zakken. Verder worden in de woning aantekeningen en een kasboek aangetroffen. Achteraf blijkt de informatie die leidde tot de doorzoeking onjuist te zijn, maar dat maakt het binnentreden van de woning volgens het Hof nog niet onrechtmatig. Het Hof overweegt dat er weliswaar geen direct bewijs bestaat met betrekking tot de herkomst van het aangetroffen geld, maar dat de feiten en omstandigheden zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Daarbij houdt het rekening met het feit dat het aangetroffen geld en de in het kasboek en de notities vermelde bedragen in geen enkele verhouding staan tot de legale inkomsten van de verdachte. In hoger beroep verklaart deze dat het geld mogelijk buiten zijn medeweten door anderen in zijn woning is neergelegd. Twee personen zouden de beschikking hebben gehad over de sleutel van zijn huis. De ene is inmiddels echter om het leven gebracht, terwijl hij van de andere de naam niet wil noemen. Het Hof is dan ook van oordeel dat het hier geen concrete, min of meer verifieerbare verklaring betreft, zodat daarnaar geen nader onderzoek hoeft te worden verricht. Het veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, met de verbeurdverklaring van het totale geldbedrag.6