De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen
Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/8.5.2.1:8.5.2.1 Prioriteit, capaciteit en deskundigheid
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/8.5.2.1
8.5.2.1 Prioriteit, capaciteit en deskundigheid
Documentgegevens:
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS387845:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Stcrt. 2005, 202, p. 1-5 en Stcrt. 2008, 45, p. 15-16.
Zie Verrest & Buruma 2006, p. 57-58.
Kamerstukken II 2007-2008, 31 477, nr. 5, p. 12-13.
Bijlage bij Kamerstukken II 2011-2012, 29 911, nr. 68.
Bijlage bij Kamerstukken II 2011-2012, 29 911, nr. 68, p. 32-38.
Bijlage bij Kamerstukken II 2011-2012, 29 911, nr. 68, p. 64.
Pakkend Nieuws 2012, nr. 2, p. 11.
Zie Soudijn & Akse 2012, p. 162.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De genoemde ministers stellen dat de verhoging van de prioriteit voor het gebruik van financiële informatie in opsporingsonderzoeken reeds in gang is gezet met de vernieuwde aanwijzing witwassen.1 Afgezien van het feit dat de beleidsregels voor de opsporing en de vervolging in dit document opnieuw onder de aandacht worden gebracht, valt te bezien wat de toegevoegde waarde ervan is. Inhoudelijk is de nieuwe aanwijzing namelijk zo goed als identiek aan de oude.2 Dit neemt niet weg dat het belang van het gebruik van financiële informatie in beide documenten stevig wordt benadrukt. Zo dient financieel onderzoek deel uit te maken van elk substantieel opsporingsonderzoek van de politie en/of de bijzondere opsporingsdiensten naar zware of georganiseerde criminaliteit. Verder stellen de politie, de bijzondere opsporingsdiensten en het OM zo veel mogelijk opsporingsonderzoeken in naar aanleiding van de verdachte transacties die zijn aangeleverd door FIU-Nederland. Witwaszaken komen derhalve aan het licht door het financieeldoorrechercheren op signalen van vermoedelijk crimineel voordeel in lopende onderzoeken en door het verrichten van geldstroomonderzoek op basis van de informatie van het meldpunt.3 De inzet van opsporings- en vervolgingscapaciteit dient met andere woorden niet beperkt te blijven tot zaken waarin de buit voor het oprapen ligt.
Met het oog op de bestrijding van het witwassen is de capaciteit van de FIOD-ECD uitgebreid. Dit moet ertoe leiden dat de financiële signalen van het meldpunt beter worden benut. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de signalen over vertegenwoordigers van de financieel-economische sector zoals notarissen, advocaten en accountants.4 Verder verdient het programma Financieel Economisch Opsporen Politie (hierna: FinEC Politie) de aandacht. Met dit op 1 april 2008 gestarte programma beoogde de Raad van Hoofdcommissarissen de financieel-economische invalshoek te integreren in elk aspect van het politiewerk. Daartoe zou de financiële deskundigheid binnen alle geledingen van de politieorganisatie moeten toenemen, onder meer door het aantrekken van externe specialisten. Het programma FinEc Politie geldt daarmee als een inrichtingsprogramma. Dit betekent dat de nadruk ligt op het versterken van de interne politieorganisatie om de opsporing van financieel-economische criminaliteit te verbeteren. Het jaarlijks budget voor het programma bedroeg oorspronkelijk oplopend tot € 44,8 miljoen in 2011 en verder, maar nog voor de aanvang ervan werd het budget teruggebracht tot oplopend € 13 miljoen in 2011 en 2012. Deze budgetaanpassing had tot gevolg dat het programma FinEC Politie niet in alle regio’s werd uitgerold, maar dat werd gekozen voor investeringen in een beperkt aantal regiokorpsen, bovenregionale rechercheteams en het KLPD.
In het rapport ‘Follow the money!’ doet de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid verslag van het onderzoek dat zij heeft verricht naar de aanpak van financieel-economische criminaliteit door de politie in de context van het programma FinEC Politie.5 Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat de politiemedewerkers in de FinEC organisaties beter zijn toegerust dan de medewerkers in de niet-FinEC-organisaties. Kort gezegd zijn het de factoren kennis, capaciteit en prioriteit voor het financieel opsporen die dit verschil verklaren.6 De inspectie doet vervolgens een aanbeveling aan de kwartiermaker Nationale Politie. Zij beveelt aan:
‘de inrichting en de toerusting van de FinEc-invalshoek op alle niveaus in de politieorganisatie te versterken door het normeren en oormerken van de benodigde kwaliteit en kwantiteit van in te zetten medewerkers in alle politieorganisaties om financieel opsporen organisatiebreed te borgen en zo tot een blijvend succes te maken.’7
Met het eindigen van het programma FINEC in 2011 zijn de investeringen in de capaciteit en deskundigheid ten behoeve van het financieel rechercheren overigens niet gestopt. Deze zijn voortgezet en geïntensiveerd in het door het OM geleide programma Afpakken. Het kabinet investeert een bedrag oplopend tot twintig miljoen euro vanaf 2013 in extra capaciteit bij het OM, politie, bijzondere opsporingsdiensten en andere partners in de strafrechtketen.8 Om te bewerkstelligen dat uiteindelijk 50.000 politieagenten oog krijgen voor de financiële invalshoek en financiële informatie gaan vergaren en delen, is veel aandacht besteed aan opleidingen.9 Verder is het aantal financieel rechercheurs – mede door het werven onder externen – inmiddels flink toegenomen en ziet het ernaar uit dat de nieuwe lichting financiële specialisten voor de politie behouden blijft.10 In een brief aan de Tweede Kamer van 3 juli 2013 geeft de minister van Veiligheid en Justitie aan dat het aantal formatieplaatsen voor het specialisme financieel-economische expertise bij de nationale politie per 1 januari 2015 naar 1156 gaat. Dat is ongeveer een verdubbeling ten opzichte van het moment van schrijven in 2013. Daarbij wordt binnen elke regionale eenheid dan wel dienst regionale recherche een team financieel- economische criminaliteit (FinEC) gevormd, zodat de financieeleconomische criminaliteit ook in de regio steviger kan worden aangepakt.11