Einde inhoudsopgave
De Nederlandse strafbaarstelling van witwassen (SteR nr. 28) 2015/4.3.2.2
4.3.2.2 Onmiddellijk of middellijk
Mr. F. Diepenmaat, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
Mr. F. Diepenmaat
- JCDI
JCDI:ADS389016:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken II 1999-2000, 27 159, nr. 3, p. 17. Zie verder Noyon, Langemeijer & Remmelink, aantekening 2 bij artikel 416 Sr.
Kort gezegd gaat het daarbij om het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed.
Mul 2014, aantekening 1 bij artikel 416 Sr.
Kamerstukken II 1999-2000, 27 159, nr. 3, p. 17.
Vennix 1999, p. 318-319. Deze auteur voegt daar een interessante vraag aan toe. Hoe te oordelen over de situatie waarin dit voorwerp, voor slechts 10% gefinancierd met de opbrengst van misdrijf, vervolgens wordt omgezet in een ander voorwerp? Deze vraag wordt uitvoerig aan de orde gesteld in § 5.8.
Kamerstukken II 2000-2001, 27 159, nr. 5, p. 18.
Deruyck 2008, p. 78-80.
Het voorwerp in kwestie moet onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. De zinsnede ‘onmiddellijk of middellijk’ brengt tot uitdrukking dat de strafbaarstelling van witwassen ook van toepassing is op de zogenaamde indirecte opbrengsten. Witwastrajecten beslaan veelal meerdere opeenvolgende fasen. Daarbij worden de uit misdrijf afkomstige voorwerpen omgezet in andere voorwerpen, die vervolgens op hun beurt weer worden omgezet. Om ook de handelingen aan het eind van het witwastraject effectief te kunnen aanpakken, dient de strafbaarstelling van witwassen tevens van toepassing te zijn op het handelen ten aanzien van een voorwerp dat indirect afkomstig is uit enig misdrijf.1 Hierin is een belangrijk onderscheid gelegen ten opzichte van de herziene helingsbepalingen. In artikel 416 e.v. Sr wordt immers gesproken van goederen die ‘door misdrijf verkregen’ zijn. Aangenomen wordt dat daaronder niet het indirect verkregene wordt verstaan. Dit betekent bijvoorbeeld dat hetgeen voor gestolen geld is gekocht, buiten het bereik van de strafbaarstelling van heling valt.2 Onder omstandigheden lijkt deze situatie overigens wel onder het tweede lid van artikel 416 te kunnen worden gebracht.3 Het betreft dan evenwel geen vorm van heling. Deze profijttrekking wordt slechts met heling gelijkgesteld.4
Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot een zelfstandige strafbaarstelling van witwassen kan worden opgemaakt dat niet vereist is dat het voorwerp in zijn geheel uit misdrijf afkomstig is. Indien een voorwerp deels betaald is met de opbrengst van een misdrijf en deels met legaal geld, dan kan nog steeds worden gezegd dat het – mede – uit enig misdrijf afkomstig is.5 In de praktijk zal een vermenging van misdrijfgeld en legaal geld veelvuldig voorkomen. De vraag is evenwel of er in het geval van een dergelijke vermenging onder alle omstandigheden sprake is van een voorwerp in de zin van artikel 420bis Sr. Hoe te oordelen over de situatie waarin een voorwerp voor 10% met de opbrengsten uit een misdrijf is betaald en voor 90% met legaal geld?6 De minister stelt dat het niet zo is dat een minimaal percentage van het voorwerp van misdrijf afkomstig moet zijn om van witwassen te kunnen spreken. Daarmee kan in principe ook in het genoemde voorbeeld sprake zijn van witwassen. Uiteraard is het wel zo dat wanneer bijvoorbeeld de betaling van een luxe auto voor slechts een zeer gering gedeelte met misdrijfgeld wordt verricht, het bewijs dat de aankoop van die auto strekte tot witwassen behoorlijk ingewikkeld zal zijn.7
In elk geval wordt duidelijk dat de strafbaarstelling van witwassen niet enkel van toepassing is op de voorwerpen die direct van misdrijf afkomstig zijn, of de voorwerpen die daar door omzetting voor in de plaats zijn gesteld. Ook de voorwerpen die slechts deels met de opbrengsten van misdrijf zijn gefinancierd, bevinden zich binnen het bereik van artikel 420bis Sr. Verder kan worden gedacht aan de opbrengsten die voortkomen uit de belegging van het crimineel vermogen.8 Kortom: aan de term voorwerp onder artikel 420bis Sr wordt een ruim toepassingsbereik toegekend. Het omvat alle zaken en alle vermogensrechten die direct of meer indirect van misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent dat ook in gevallen waarin het van misdrijf afkomstige voorwerp van gedaante verandert – door vervanging, vermenging of investering – nog steeds gesproken kan worden van een voorwerp dat van misdrijf afkomstig is.